Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1847
(1847)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe vernietigde vloek. Een Verhaal uit den tegenwoordigen tijd. Door H.W. Haselhoff. Te Leeuwarden, bij L. Schierbeek. 1845. In gr. 8vo. 216 bl. f 2-20.Het hoofddoel, dat zich de Schrijver met dit Romannetje schijnt te hebben voorgesteld, is, aan te toonen, dat Protestanten en Roomschkatholijken, wanneer zij niet aan doode geloofsvormen en kerkelijke namen hechten, onderling in genoegen leven en, ieder in zijn kerkgenootschap blijvende, gelukkig gehuwd zijn kunnen. Wij laten dit gelden bij een Katholicisme, zoo als het hier wordt voorgesteld, en dat geheel en al op de leest der nieuwe Duitsch-Katholieke Kerk geschoeid is, ofschoon het boekje reeds was opgesteld vóór het opstaan van ronge. Maar daarnaar ziet het er voor het tegenwoordige niet uit in ons vaderland, waar de Ultramontanen met elken dag onbeschaamder het hoofd opsteken. Zelfs zouden wij vreezen, dat liefdegeschiedenissen als deze eerder kwaad dan goed doen. Want bij verliefden van verschillende geloofsbelijdenissen - dat wij hier niet aan Protestanten onderling denken spreekt van zelf - wordt doorgaans hoog op- | |
[pagina 279]
| |
gegeven van verdraagzaamheid; dat men gelukkig kan zijn, al gaat men niet naar dezelfde kerk, en wat dies meer zij; maar men late zich niet verblinden! Onder die fraai schijnende verdraagzaamheid schuilt, honderd tegen één, of onverschilligheid in het godsdienstige, en welk huwelijk kan daarbij gelukkig zijn? of het zoete fluiten van den vogelaar, waardoor hij zijne prooi in het net zoekt te krijgen. Is men eenmaal gevangen, dan wordt het fluitje weggeworpen, en Rome rust niet, eer het, al koste het huiselijken vrede of liefde van bloedverwanten, of schending van beloften en eeden, haar offer heeft! - Wij beamen in het algemeen de verdraagzame gevoelens van den Schrijver ten volleGa naar voetnoot(*); wij wenschten niets vuriger, dan dat zijn tafereel in de huisgezinnen der Christenen van verschillende kerkgenootschappen waarheid ware; dat kon het ook, zonder dien onzaligen zieledwang en knellende priesterheerschappij; dan zou veel | |
[pagina 280]
| |
huiselijke smart voorgekomen worden en menig huwelijk gelukkiger zijn. Maar de onverzadelijke magt wil alles hebben. Hare onderdanen zijn blinde volgers der leidslieden, welke hunne leeken geblinddoekt brengen waar men goedvindt. Wij komen er rond voor uit, dat wij het verkeerd achten, de zoogenoemde gemengde huwelijken aan te moedigen, onder den schijn eener verdraagzaamheid, waardoor de argeloosheid wordt verstrikt. Als Roman beteekent dit boekje weinig. Het is de gewone geschiedenis van een paar, eerst gescheidene, daarna vereenigde gelieven, toonbeelden, dat spreekt van zelf, van engelächtige deugd. In een ledig uurtje mag men het verhaal zonder verveling lezen, mais voilà tout! De taal is hier en daar beneden het middelmatige. Zich voor elkander zijn wij reeds gewoon, in bijna ieder boek te moeten slikken. Zich lieven (bladz. 158) is een krasse Germanismus. Meest deftigste en meest bezochtste (26, 118) zijn stoute superlativen. Verlangen naar eenen eenmaligen echtgenoot (31) en het hopen op eene eenmalige gewenschte uitkomst (64) is eene nieuwigheid in onze taal. Eene eenvoudige huismoeder wil zeggen, dat tot haar genoegen de huiselijke vrede hersteld is; hoor, hoe zij dat doet: ‘Het ijs is gebroken, en de ademtocht der liefde waait weer als een zachte zéfir door den tuin onzes huiselijken levens.’ (Bladz. 62). Het middelmatige titelvignetje heeft ééne verdienste, die niet zeer algemeen is. Het is die, dat het de hoofdknoop voorstelt van het verhaal; iets, waarop men anders bijna nooit let. |
|