Toespraak bij het graf van Johannes Clarisse, in leven A.L.M. Theol. et Philos. Doct., Oud-Hoogl. in de Godgel. aan de Hoogeschool te Leyden, Ridder van den Nederl. Leeuw, enz. te Katwijk den 4 Dec. 1846, door W.A. van Hengel. Te Leyden, bij H.W. Hazenberg en Comp. In gr. 8vo. 10 bl. f :-30.
Zelden spreekt een titel zoo sterk als deze. Clarisse, bij zijn graf door zijnen ambtgenoot en vriend van hengel gehuldigd! Hoe veel is in deze weinige woorden begrepen!.... De ontslapene verdiende deze hulde; en wie was meer bevoegd en geroepen om ze hem toe te brengen, dan hij dien wij hier hooren spreken? En hoe heeft hij aan deze roeping beantwoord? Men leze en erkenne dat van hengel door zijnen vriend te huldigen tevens de waarheid gehuldigd heeft. De vriendenhand heeft het beeld van den afgestorven met liefde maar getrouw geteekend. Clarisse staat voor ons als de veelomvattende en toch grondige geleerde, als de diepdenkende en toch heldere wijsgeer, als de veelbeproefde en toch geloovige Christen. Neen, er is niemand die clarisse in zijn leven gekend heeft, die niet op ieder woord van deze Toespraak met een bewogen hart ja en amen zegt. Dat hebben gewisselijk de kweekelingen der Leidsche Hoogeschool gedaan, die het graf omringden, en zoo zal de diepbetreurde nog blijven leven, ook nadat hij gestorven is. Tijd en gelegenheid vergunden geene uitvoerige vermelding van hetgeen clarisse geweest is en hoe hij dit geworden is. Wij verheugen ons, dat de wensch, om dit in bijzonderheden te leeren kennen en den ontslapen als een voorbeeld aan de studerende jongelingschap voorgesteld te zien, niet onvervuld zal blijven. En wie is meer daartoe geroepen, dan hij, die met de piëteit van discipel aan clarisse verbonden geweest is, dan de Hoogleeraar bouman!