derlandsche Bijbelgenootschap rigt. In het eerste deel gaat hij den weg na, dien deze stichting van den beginne af voor zich heeft afgebakend en in 't vervolg van tijd,
met eenige geringe afwijkingen, ook heeft blijven betreden, waarbij hij niet nalaat, op het eigenaardige er van opmerkzaam te maken, in onderscheiding met de Britsche Bijbelverspreiding. Daarna wijst hij op ‘den nieuwen weg, thans door het Nederlandsche Bijbelgenootschap ingeslagen.’ De aanwijzing van dezen weg, of de voorstelling van den grooten en beslissenden maatregel, door het genoemde Genootschap genomen, om voortaan niet langer in zijne behoefte te voorzien door Bijbels bij Bijbeldrukkers te koopen, maar door, in navolging van het Britsch en Buitenlandsch, ja van elk ander Bijbelgenootschap, waar ook gevestigd, Bijbels voor eigene rekening te laten drukken, en de exemplaren niet langer gratis uit te deelen, maar voor een' geringen prijs ten verkoop te stellen, maakt, gelijk van zelf spreekt, den voornamen inhoud uit van het eerste deel. In een tweede deel vestigt de Spreker de aandacht zijner hoorders op de belangrijke uitzigten, voor de Bijbelverspreiding zelve door het betreden van den nieuwen weg geopend. Die nieuwe maatregel zal, volgens hem, onder den zegen Gods, weldadige gevolgen hebben voor de algemeenheid - de innerlijke waarde - en de goede vrucht der Bijbelverspreiding; hetgeen overtuigend en met nadruk aangewezen wordt.
Men ziet uit deze korte aanstipping van den gang der ‘Toespraak,’ dat men er vele en belangrijke zaken in aantreft. Moge het stukje vele lezers vinden, opdat velen in hunne gehechtheid aan het Nederlandsche Bijbelgenootschap bevestigd, en anderen bewogen worden, om door hunne toetreding, de pogingen der mannen te ondersteunen, die hunnen tijd en hunne krachten over hebben, om die inrigting het schoone doel van hare roeping nader te brengen. Een gewigtige stap is daartoe gedaan, maar het is niet meer dan een eerste stap. De ingeslagen weg moet met vastheid en omzigtigheid vervolgd worden, en dit kan slechts geschieden door eene meer algemeene deelneming aan eene instelling, welke zich ter taak gesteld heeft, niet alleen om de verkrijging van Gods Woord uit eigen middelen ook voor de behoeftigen onder ons gemakkelijk te maken, maar ook om den zegen der Evangelieleer te brengen tot afgelegene gewesten, waaraan wij Nederlanders door de duurste verpligtingen verbonden zijn.