Mr. C.W. Opzoomer's Christendom, zoo als hij-zelf dat in zijne geschriften letterlijk verkondigt.
De wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God.
Want niemand kan een ander fonda ment leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is jezus christus.
paulus.
Dat God de Vader, en dat Hij Liefde is, zijn slechts voorstellingen, die men niet al te letterlijk moet opnemen.
Hoewel de hooge voortreffelijkheid van christus als godsdienstig Genie aannemende, is hem geene absolute zedelijke volmaaktheid, en aan het Christendom dus ook geene blijvende volmaakbaarheid toe te kennen, als zullende het eens door iets hoogers en volmaakters vervangen worden.
De Christen, die ziet, hoe de Jood in de Joodsche voorstellingen al zijn heil vindt, heeft grond om te twijfelen, of hij het zijne wel te regt alleen in zijne voorstellingen heeft gezocht.
Dit is zeker, dat zedelijke volmaaktheid, waar zij ook mogt kunnen bestaan, alleen aan God kan toekomen. Relatieve volmaaktheid is deugd, die nog zonde is.
‘De Ouden hebben gezegd, maar ik zeg u.’ Er zou in dit woord slechts dan iets verhevens zijn, als jezus hier op eigen gezag iets nieuws had geleerd. Maar het meeste, wat jezus hier voorschrijft, is niets anders, dan de opvatting van het O.T. volgens de school van sameas.
Wanneer de leer des Christendoms waarlijk ‘unvergleichlich’ ware, dan zou de leer van plato er voor moeten wijken. Wijkt deze er niet voor, dan is dus de leer des Christendoms niet ‘unvergleichlich.’ Is er wel zelfs voor onzen tijd eene juistere voorstelling der schuldvergevende liefde denkbaar, dan plato gaf?
‘De Christen,’ zeide de Heer scholten, ‘pleit niet op eenige verdiensten, maar alleen op de barmhartige en schuldvergevende genade Gods.’ - Neen! (zegt opzoomer) zoo ver ging een plato niet, en in dit opzigt wint, volgens mijne overtuiging, zijne voorstelling der schuldvergevende liefde het zelfs van die in het Christendom.