Pruissische schoolanecdoten.
Bij een schoolexamen op een dorp deed een der heeren examinatoren aan de kinderen de vraag: Wat is onmogelijk? Nadat eenige oogenblikken verloopen waren, zonder dat er een voldoend antwoord kwam, stond een der jongens op, als teeken dat hij spreken wilde. ‘Welnu, wat is dan onmogelijk?’ herhaalde de vrager. ‘Dat van daag de school om vier uur uitgaat,’ zeî de knaap, ‘want het is nou al half vijf.’ De heeren der schoolcommissie konden zich van lagchen niet onthouden en hieven de inderdaad wat lang gerekte zitting op.
Op eene andere school vroeg men de kinderen naar de namen en residentieplaatsen der Vorsten van Europa. De eerste vraag was: Wie woont te Berlijn? Een kleine voorbarige dreumis gaf ten antwoord: ‘Wel, daar woont onze piet, die verleden jaar soldaat geworden is.’
Beide antwoorden klonken des te kluchtiger, daar zij in het zoogenaamde plat-Duitsch gegeven werden, een tongval, die van het gewone Hoogduitsch veel meer verschilt, dan onze boerenspraak van het zuivere Nederduitsch.