Horace Vernet.
Horace vernet, dus verhaalt de Constitutionnel, ontmoette eens, ettelijke jaren geleden, den Markies de pastoret, die door eene jonge, ongemeen schoone dame verzeld was, wier gelaat en manieren den schilder zoo zeer bevielen, dat hij, toen hij zeer onlangs den Markies eens wederzag, zich niet onthouden kon, naar de schoone dame, welke deze destijds bij zich gehad had, te vernemen. De Markies deed alle moeite, om zich te herinneren, welke dame de schilder, die haren naam niet wist, toch mogt bedoelen. Eindelijk nam vernet, ongeduldig wordende, een potlood, en teekende in weinige oogenblikken het portret der juffer, welke hij, zoo lang geleden, slechts eene enkele maal gezien had. De gelijkenis was zoo treffend, dat de Markies geheel verbaasd uitriep: ‘O, nu weet ik, wie gij meent; nu valt het mij in; het is Madame de **; ik herken haar volkomen in uwe teekening; dat is geheel en al haar voorkomen, hare houding; dat is zij zelve!’
In No. XVI. Mengelw. bl. 769. reg. 7. staat: E; lees Σ.
In No. I. Mengelw. bl. 29. reg. 20. staat: hij schepte; lees: hij schiep.