Het Krekeltje in den schoorsteen. Eene Vertelling bij den huisselijken haard, door Ch. Dickens. Met Platen. Te Amsterdam, bij S. de Grebber. 1846. In 12mo. 124 bl. f 1-50.
Wij behoeven weinig ter aanprijzing van dit boekje te zeggen, het verhaal, dat hier wordt gegeven, is aan velen reeds bekend uit het Leeskabinet en uit de Tijd, en werd daar, althans in het eerste dezer tijdschriften zeker, met genoegen gelezen. Doch laat dit u niet terughouden van het koopen van dit aardige boeksken! Hier vindt gij in zijn geheel, wat u daar slechts gedeeltelijk werd medegedeeld, en zoo men ook hier en daar eene enkele zinsnede zou willen missen, dat geheel is toch zoo bevallig en in den besten geest van dickens, dat het jammer ware, zoo gij het niet kendet, indien gij smaak in zijnen schrijftrant vindt. Rec. is het geheel eens met den Vertaler, dat de minachting, waarmede de bewerker van het verhaal in de Tijd daarover spreekt, onverdiend is. Doch Ree. heeft zich nog onlangs op nieuw overtuigd, dat boudewijn bij al zijne bekwaamheid de man niet is, die bevoegd is om over dickens te oordeelen. Bij den beklagelijken boekverkooperstwist over de uitgave van den nieuwen roman van dickens, waarvan eene vertaling bij frijlink en eene door boudewijn het licht zou zien, (een twist, in zekeren zin gelukkig bijgelegd, maar, gelijk wij vreezen, ten nadeele van het publiek) had Ree. aanleiding, om de eerste aflevering der beide vertalingen te vergelijken, en bespeurde, dat boudewijn met krachtige hand het snoeimes gebruikt had. Jammer, dat hij het met zoo weinig oordeel doet, en den Hollandschen lezer zoo veel onthoudt, wat tot de schildering van personen en karakters volstrekt noodig is, en waarin juist de kunst van dickens is op te merken; het geheele tooneel b.v., waar de oude scheepsinstrument-koopman, die zijnen neef zoo gaarne van de zee wil terughouden, als tegen wil en dank door zijne verhalen en gesprekken den jongen hoe