ven, ten einde hetzelve, op deze wijze, ter kennis van zijne landgenooten te brengen; en deze vinden hier, in een beknopt bestek, alles bijeen, wat in het oorspronkelijk geschrift uitvoeriger behandeld is geworden. Na eene Inleiding wordt, in IV Hoofdstukken, gehandeld: 1o. Over den tegenwoordigen staat der Gevangenissen in België; 2o. verslag gedaan van het Boetestelsel, een onderzoek ingesteld naar de verschillende hervormingsstelsels voor Gevangenissen, en de redenen opgegeven, waarom aan het Afzonderingstelsel de voorkeur moet gegeven worden; 3o. worden eenige gronden ten voordeele van het stelsel van eenzame opsluiting in het midden gebragt, en 4o. worden de tegenwerpingen, onderzocht, welke men tegen genoemd stelsel maakt, en eenige ophelderingen medegedeeld omtrent den arbeid, de Godsdienstoefeningen, het onderwijs, den gezondheidstoestand, de recidivisten, de wijze van aanbouw, en de uitgaven.
Ons bestek gedoogt niet, nopens dit Overzigt, in eene nadere beschouwing te treden. De opgave van hetgeen in hetzelve wordt aangetroffen is, trouwens, ook genoeg, om te doen zien, hoe veel belangrijks hier wordt aangetroffen, allezins geschikt om het Boetestelsel uit het ware oogpunt te beschouwen en, met juistheid en kennis van zaken, te beoordeelen.
Over het algemeen is toch die kennis bij onze landgenooten nog hoogstgebrekkig, en hieraan is het voornamelijk toe te schrijven, dat vlugschriften of courantartikels, wier opstellers het Boetestelsel vijandig zijn, doorgaans, bij het niet genoegzaam ingelicht publiek, eenen gereeden ingang vinden. De Heer vernée heeft zich hierom door dezen zijnen arbeid verdienstelijk gemaakt, inzonderheid bij de zoodanigen zijner landgenooten, die, door hunne onderscheidene maatschappelijke betrekkingen, met gevangenissen en gevangenen in eene bepaalde aanraking geplaatst zijn. Het meergenoemd stelsel toch is bereids door onze regering, voor de aangeklaagden en beschuldigden, in de Huizen van Arrest, aangenomen en tot een begin van uitvoering gelegd; terwijl de discussiën over het eerste Boek van het Strafwetboek, in de laatstgehoudene zitting der tweede Kamer van de Staten-Generaal, hebben doen zien, dat er geene bedenkingen bij dat Staatsligchaam bestaan, waarom hetzelve zoude aarzelen, het stelsel van afzondering in de Nederland-