Oude Vlaemsche Liederen, ten deele met de Melodiën, uitgegeven door J.F. Willems. Te Gent, bij H. Hoste. 1846. f 1-65.
Wij haasten ons, om onze lezers op dit jongste werk van den ijverigen en bekwamen willems, wiens verlies de Letteren evenzeer als zijne veelvuldige vrienden betreuren, opmerkzaam te maken, waarvan de eerste aflevering voor ons ligt. Het geheel, de vrucht eener twintigjarige nasporing, zal in vijf afleveringen, elke van zeven bladen of 112 bladzijden, verschijnen. Eene historische inleiding zal aan de laatste aflevering met den titel worden toegevoegd. Het is ongetwijfeld een werk van veelvuldige nasporing, dat den beminnaar van oude taal- en letterkunde hier wordt geleverd, waarin het aan veel merkwaardigs niet zal ontbreken. Zeer verlangende zijn wij naar de beloofde historische inleiding, waarin wij ongetwijfeld tevens rekenschap zullen vinden van de wijze, waarop het werk is zamengesteld, van het plan en de inrigting, die natuurlijk uit deze eerste aflevering niet zijn te overzien. Wij schrijven dit in de gewenschte onderstelling, dat alles door den waardigen overledene ter bewerking moge zijn achtergelaten. Aan veel belangrijks ontbreekt het reeds in deze niet, belangrijks zoo wat den inhoud als wat de poëzij betreft; terwijl de bijgevoegde melodiën ook voor de kennis der muzijk van die tijden en vooral van het volksgezang opmerkelijk mogen worden genoemd.
De verzameling wordt geopend met Vorstenliederen; drie Fransche liederen van hendrik III, Hertog van Braband, die in 1260 overleed, en, blijkens deze stukjes, geen onverdienstelijk dichter moet geweest zijn. Van jan I, Hertog van Braband, volgen eenige liederen, die insgelijks niet van de minste zijn dezer verzameling. Zij zijn intusschen alleen, althans voor zoo veel men tot dusverre weet, in Zwabischen tekst bewaard gebleven; maar, daar het bekend was, dat zij oorspronkelijk door den Hertog in de landstaal waren gedicht, heeft willems ze daarin, gelijk hij schrijft, naar zijn beste vermogen weder overgebragt. Het komt ons voor,