Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1846
(1846)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 540]
| |
sius en den dichter vondel laat spreken. Indien men ook al gebruik gemaakt heeft van hetgeen de nagelatene werken van de sprekenden leeren kennen, aangaande den geest, de wijze van zich uit te drukken en het gezellige leven der genoemde personen, dan nog is het aan ieder niet gegeven, uit deze brokstukken een bevallig mozaïk te vervaardigen. Is men daartoe niet in staat, dan gelijkt het opstel meer naar eene smakelooze bedelaarsdeken. Deze aanmerking geldt het verhaal in dezen bundel: De Gelaatkunde van tesselschade. Het tweede verhaal is, of eene gebrekkige nabootsing van den trant der Duitsche romans, of de vertaling van een zeer middelmatig Duitsch voortbrengsel, hetwelk men wel in Duitschland had kunnen laten. Het derde verhaal, genaamd: Zij was op zwarte kleuren verzot, stelt eene vrouw voor, uit welke haar man zelf verklaart nooit regt wijs te hebben kunnen worden. De beschrijving van haar karakter is te tragisch om komisch en te belagchelijk om amusant te kunnen zijn. Het laatste verhaal: De Jager, moet een tooneel voorstellen uit het kantonnementsleven van onze krijgslieden in het jaar 1830; misschien heeft het eene ware gebeurtenis tot grondslag, maar welker afloop waarlijk te treurig is, om op zulk eene burleske wijze beschreven te worden. Reeds de eerste bladzijde levert een bewijs op van de achteloosheid of het gebrek aan oordeel des Schrijvers. Het verhaal vangt aan: ‘In - Muiden - viel het verhaal voor, dat wij den lezer aanbieden.’ Het verhaal is immers niet te Muiden voorgevallen, maar wel de gebeurtenis, van welke het verhaal wordt aangeboden. Ook vonden wij vrouwelijke gebeurtenis voor vreeselijke of gruwelijke gebeurtenis. - Naar ons oordeel bezit dit klaverblad kleur noch geur. |
|