Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1846
(1846)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 304]
| |
De held van dit verhaal was de natuurlijke zoon van eene zoetelaarster. Zijne moeder was eenige maanden na zijne geboorte overleden. Daar de dragonders zelven niet wisten, wie van hen al dan niet vader van het kind was, had men den bengel als een kind van het regement aangenomen. Een oude brigadier, die vroeger tamboer was geweest, werd hem als voogd toegewezen en tevens met zijne opvoeding belast. Dat de eerbare Boekzaal der Geleerde Wereld, in een van derzelver laatste nommers, van dit werk met lof melding maakt, schrijven wij toe aan de welmeenende begeerte, om hare Eerwaardige lezers eene verpoozing van ernstiger en diepzinniger studie te verschaffen. Wij gelooven echter, dat zij de achting voor haar peculiaar publiek wat te veel veronachtzaamt, en kennen aan hetzelve, over het geheel ten minste, een' veel te gekuischten smaak toe, om in zulk een smakeloos romannetje aangenaam onderhoud te vinden. Wij zouden op taal en stijl ook nog wel wat kunnen aanmerken. Maar de tapin verdient geen betere uniform, dan die, waarin hem de Vertaler, bij zijnen overgang in Nederlandsche dienst, gestoken heeft. |
|