| |
Geneeskundig Jaarboekje voor het Koningrijk der Nederlanden voor 1846. Tweede Jaargang. Te Gorinchem, bij J. Noorduyn en Zoon. 1845. In kl. 8vo. X en 202 bl. f 1-40.
De eerste jaargang van het boven aangekondigd jaarboekje is reeds in 1842 in het licht verschenen. De Uitgevers verontschuldigen zich in het voorberigt voor dezen tweeden jaargang over de vertraging, welke met de uitgave van denzelven heeft plaats gehad; zij meenden namelijk, dat dit jaarboekje ‘voor de beoefenaars der verschillende takken der geneeskunde tot een nuttiger doel moest strekken, dan zij daarmede met den eersten jaargang mogten bereiken.’ Dit nuttiger doel hebben de Uitgevers getracht, te bereiken door het plaatsen van stukken, welke een meer regtstreeks wetenschappelijk belang kunnen hebben; en hiertoe is de Redactie, welke vroeger niet in geneeskundige handen gevallen was, eenigzins veranderd en [althans ten deele] aan geneeskundigen toevertrouwd. Wij vermoeden, dat deze verandering van Redactie de hoofdoorzaak der vertraging zal zijn geweest; ware het de verandering in de rigting van het jaarboekje, deszelfs meer wetenschappelijke strekking alleen, welke deze vertraging had veroorzaakt, dan zouden wij moeten vreezen, dat er ook in het vervolg tusschen iede- | |
| |
ren nieuwen jaargang een geruime tijd zoude verloopen, en het jaarboekje zelf zoude hierdoor eene slechte getuigenis afleggen voor de bevoegdheid dergenen, welke zich met de redactie hebben belast. Het kan toch, dunkt ons, aan eene goede, voor hare taak berekende redactie zoo heel veel moeite niet kosten, om op 44 bladzijden kl. 8vo 's jaarlijks een en ander bijeen te brengen, hetwelk van wetenschappelijk belang voor den geneeskunstoefenaar is, al ondervond zij dan ook van niemand, buiten haarzelve, hiertoe eenige medewerking. Opdat onze lezers mogen weten, in welk opzigt zich deze jaargang van den vorigen onderscheidt, schrijven wij nog de volgende regels uit het voorberigt der Uitgevers af. ‘De Naamlijst der Geneeskunstoefenaren beslaat thans slechts nagenoeg de helft der plaats van den eersten Jaargang, door dat wij alleen het oudste jaartal der admissie, tot
eenig vak van den Geneeskunstenaar, hebben aangegeven, vermits de naamlijst alleen kan strekken, om den Geneeskunstoefenaar bekend te maken met de verhouding van de bevolking tot de daar uitgeöefend wordende vakken der geneeskunst. Tot meerder besparing van plaats hebben wij geen gewag gemaakt van de militaire geneeskundige dienst der Nederlandsche Landmagt, noch [van] die der Oost- en West-Indië, als voorkomende in de jaarlijks door ons uitgegeven wordende Naam- en Ranglijst der Officieren van het Koninklijke Leger der Nederlanden; noch van de Officieren van Gezondheid van de Zeemagt, voorkomende in de Ranglijst der Zeeöfficieren; noch van de Burgerlijke Geneeskundige dienst in Oost- en West-Indië, te vinden in den Staats-Almanak van Java en den Surinaamsche [n] Almanak. Ook is het vervolg der Provinciale geneeskundige tarieven achterwege gelaten, omdat ook die als minder doelmatig in een Jaarboekje zijn voorgekomen.’ - De plaats, welke door deze bekorting is uitgewonnen, hoopten de Uitgevers door nuttige en voor de geneeskunstoefenaren van algemeen belang zijnde stukken bezet te zullen zien; maar zij mogten zich voor dezen jaargang nog niet in die belangstelling verheugen, welke zij aanvankelijk hadden ver- | |
| |
wacht. ‘Het voornaamste doel, dat wij ons thans,’ - dus vervolgen zij eenige regels verder, - ‘ten gevolge van het ingewonnen gevoelen van eenigen der meest geachte Geneeskundigen, met het in dit Jaarboekje voorkomende bijwerk voorstellen, en waarvan de beoordeeling, schikking enz. aan eene geneeskundige Redactie is overgelaten, bestaat in het daarstellen van eenen geneeskundigen legger, zoo veel mogelijk uit stukken bestaande, die het geheugen te hulp komen en tot klapper voor de beoefenaars van de verschillende takken der geneeskunde kan strekken.’ - Wij moeten
erkennen, dat ons de bedoeling der laatste zinsnede niet regt duidelijk is, vooral niet, indien het jaarboekje in vervolg van tijd eenen nagenoeg gelijken omvang, als tegenwoordig, moet blijven behouden, en daarbij het voorwerk dezelfde uitgebreidheid beslaat, als in dezen tweeden jaargang; dit laatste zal zeker moeijelijk te veranderen zijn. Wij ontvangen in dit jaarboekje het volgende: 1o. de namen der Hoogleeraren en Lectoren aan de geneeskundige faculteiten der Hoogescholen en Athenaea en aan de Klinische scholen; 2o. die der beoefenaren van de onderscheidene takken der geneeskunde in de verschillende provinciën van ons koningrijk, benevens die van de leden der provinciale en plaatselijke commissiën van geneeskundig Toevoorzigt (bl. 1-149). 3o. Eene lijst van de natuur- en geneeskundige boekwerken, uitgegeven sedert Januarij 1844 (bl. 149-159); 4o. boekbeoordeelingen van geneeskundige werken (bl. 159-175); 5o. onderscheiding van eenige in de geneeskunde voorkomende vervalschte geneesmiddelen (bl. 175-182); 6o. mededeelingen uit het gebied der Pharmacologie (bl. 183-202); en 7o. vergelijkingstafel van verschillende thermometers (bl. 203). - De grootste waarde van het onder No, 1, No. 2 en No. 3 vermelde bestaat in de volledigheid en naauwkeurigheid. Wat de eerste betreft, zoo misten wij onder No. 1 ongaarne de namen der emeritusprofessoren, en wat de naauwkeurigheid betreft, zoo verwonderden wij ons, onder het onderwijzend personeel van het Amsterdamsche Athenaeum nog den naam aan te treffen
| |
| |
van den reeds vóór drie jaren overledenen Hoogleeraar f. van der breggen. Onder No. 2 worden niet alleen de verschillende plaatsen in ons land en de namen der aldaar praktiserende geneeskundigen opgegeven, maar ook de bevolking dier plaatsen, met bijvoeging der verhouding, waarin het Protestantsche, Roomsch-Katholijke en Israëlitische gedeelte derzelve tot elkander staat. Hier is het moeijelijker, over de volledigheid en naauwkeurigheid te oordeelen. Omtrent Amsterdam merkte Rec. op, dat hij op de lijst van doctoren aldaar verscheidene (ten minste zes) vond, van welke hij stellig weet, dat zij aldaar reeds in het voorjaar van 1845 niet meer praktiseerden; terwijl het hem nog daarenboven verwonderde, op bl. 65 den naam van Dr. j.r. van maanen onder de praktiserende geneesheeren te Amsterdam te vinden, terwijl deze vroeger (bl. 22) als geneesheer te Barneveld was opgegeven. Uit dit voorbeeld wil Rec. evenwel ongaarne tot het geheel besluiten, daar in de opgaven omtrent grootere plaatsen welligt eerder onnaauwkeurigheden insluipen, dan in die omtrent kleinere. De boekbeoordeelingen zijn kort, zoo als ook in een zoodanig jaarboekje wel niet anders kon; doorgaans evenwel ook vrij oppervlakkig; bij drie van de tien beoordeelingen maakt de Recensent zich de taak zeer gemakkelijk door zich op het oordeel van andere Recensenten (in het Lancet en in den Recensent ook der Recensenten) te beroepen. De overige stukken, waarvan het onder No. 6 vermelde door Dr. godefroi te 's Hertogenbosch is medegedeeld, zijn in dit jaarboekje zeer op hunne plaats en voor het geneeskundig publiek belangrijk.
Wanneer wij nu aan het einde van deze onze aankondiging ons oordeel in het algemeen over dit jaarboekje moeten zeggen, zoo zijn wij hier eenigzins met de zaak verlegen. Wij wenschen, dat deze onderneming vervolgd worde, omdat wij het van belang achten, dat men 's jaarlijks een algemeen overzigt bekomt van het geneeskundige personeel in ons land en van hetgeen er belangrijks in het geneeskundige aldaar voorvalt; maar daartoe zijn naauwkeurigheid en volledigheid de allereerste vereischten. Wat
| |
| |
het ander doel der Uitgevers betreft, wij betwijfelen het eenigzins, of hun zelven dit doel wel regt duidelijk is. Althans in het mengelwerk trof ons de eenzijdige pharmacologische rigting, met voorbijgang van alle andere onderdeelen der geneeskunde. Trouwens wij zien het nut van eenen geneeskundigen legger of klapper [?] niet in, daar wij daarbij onwillekeurig, om pontes asinorum denken, indien althans zoodanig een legger in een zoo klein bestek moet zamengevat zijn, als met een jaarboekje overeenkomt. Wij zouden gaarne in het jaarboekje een zeker aantal goede oorspronkelijke stukken ontvangen, zonder dat men hierbij van dit in het voorberigt opgegeven plan uitging. Uit den aard der zaak zouden korte overzigten van datgene, wat de geneeskundige literatuur belangrijks gedurende de laatste maanden heeft opgeleverd, hiertoe het geschiktst zijn. Wanneer men zich hierbij niet blootelijk tot het pharmacologische bepaalde, maar zoo veel mogelijk de verschillende takken der geneeskunde omvattede en tot dit oogmerk van de degelijkste, vooral buitenlandsche geneeskundige tijdschriften gebruik maakte, dan zoude dit jaarboekje werkelijk eene wetenschappelijke waarde erlangen. Tevens zouden wij het niet ondoelmatig achten, wanneer de Redactie in korte berigten het meldingswaardige mededeelde, hetwelk de geneeskundige wereld bepaaldelijk in ons land heeft opgeleverd. Hierdoor zoude zij, naar het ons voorkomt, meer dan door het leveren van oppervlakkige recensies, welke ten deele aan andere binnenlandsche tijdschriften zijn ontleend, de belangstelling der geneeskundigen levendig houden. Om dit doel te bereiken, zoude evenwel eene ruimte van 44 bladzijden, welke aan het mengelwerk in dezen jaargang is toegestaan, niet voldoende zijn. |
|