Maar wat bevat dan nu dit stukje? Na de opgave van het standpunt der juiste beoordeeling, waarbij wordt aangewezen, dat men eerst in onze dagen begonnen is, de Confessiën der verschillende kerkgenootschappen op derzelver betrekkelijke waarde te schatten, wordt het karakter der Hervormde kerk geschetst, als zijnde de meest subjectieve, de meest oorspronkelijk uitgaande van 's menschen eigendommelijkheid. Hare belijdenis, die daardoor eene rijke mate van inwendig, krachtig leven bezit en openbaart, gaat nog eene groote toekomst te gemoet, en heeft daarin eene heerlijke taak te vervullen. Hare waarde valt meer bijzonder, met betrekking tot hare geloofsleer, in het oog. En gelijk de eigendommelijkheid van hare geloofsleer zich openbaart in de wijze van behandeling der verschillende leerstukken, zoo vertoont zij zich evenzeer in de opvatting der enkele leerstukken zelve. Ter proeve daarvan wordt er door den Schrijver gewezen op de leer der zaliging, volgens Rom. VIII:29, 30. Hij tracht duidelijk te doen worden, dat ook het leerstuk der praedestinatie, waarvan de enkele herinnering velen reeds een' schrik aanjaagt, vatbaar is voor eene ontwikkeling, die het bevrijdt van alle het Christelijk gevoel beleedigende hardheid, zonder eenige schade te lijden aan deszelfs echt-Gereformeerde eigendommelijkheid. Voorwaar, eene uiterst zware taak! Wij durven niet verzekeren, dat hij er in geslaagd is, om haar naar eisch te volbrengen. Maar ontkennen mogen wij niet, dat hier achtereenvolgens over het leerstuk der verkiezing, der verordinering, der roeping, der regtvaardiging en der verheerlijking, en daarna over het verband tusschen de heilswerkingen, met groote scherpzinnigheid gesproken wordt, en dat niemand, die in staat is den gang der ontwikkeling en redenering te volgen, het geschrift onvoldaan zal nederleggen. Op grond hiervan prijzen wij de lezing met vrijmoedigheid aan. - Taal en stijl zijn niet vrij van
Germanismen, waartoe, onzes inziens, ook het woord eigendommelijkheid behoort, waarvan wij ons, in navolging van den Schrijver, met weêrzin bediend hebben.