| |
Schetsen uit den tegenwoordigen oorlog in den Kaukasus.
De jaarboeken van den oorlog in den Kaukasus zijn vol van heldhaftige bedrijven; jammer maar, dat zoo weinige daarvan ter algemeene kennis geraken, en nog oneindig meer jammer, dat zoo veel menschenbloed sinds jaren zoo vruchteloos wordt verspild! De volgende heldendaad is medegedeeld geworden door een' militair, die zelf in dien krijg gediend heeft.
‘Op de geweldige rotsgebergten van den Kaukasus,’ dus begint zijn verhaal, ‘lag een donkere December-nacht; uit de kloven stegen digte nevels naar boven. In het aul (dorp) Tschirach en de vesting van denzelfden naam, gelegen in het Chanat Kurach en onder Russisch schutheerschap staande, sliepen reeds al de inwoners. De plaats werd door een bataillon van het Aschperonische grenadierregement verde- | |
| |
digd; slechts nu en dan herhaalde de echo den aanroep der wachten op de kleine vesting en het paardengetrappel der Kozakken, die de ronden deden. Plotseling vielen in den omtrek snaphaanschoten, en als een orkaan stormden de wilde Lesghiërs van het gebergte naar beneden, om het dorp te overrompelen. Een bloedig gevecht begon. Tachtig grenadiers werden, in hunne kazerne, nog slapend overvallen en grootendeels afgemaakt; het overschot ontsnapte naar de vesting.
Een der officieren, de Vaandrig tscherbinin, hoorde in zijn kwartier het woedende krijgsgeschreeuw der Lesghiërs en het gejammer der vrouwen en kinderen, die door hen om hals gebragt werden. Hij springt op van zijne legerstede en rent onverschrokken op straat. Hier verzamelt hij door zijn roepen omstreeks vijftig grenadiers, dringt met hen in het digtst der vijanden, en ziende dat hij van de vesting afgesneden was, slaat hij zich, met de sabel in de vuist, door hen heen tot aan eene hooge steenen Minaret, waar hij besluit zich met het hoopje volks, dat hem gevolgd was, vast te zetten en zijn leven zoo duur mogelijk te verkoopen. De opgaande zon bescheen het van bloed stroomende dorp en den treurigen toestand der in de sterkte en in de Minaret belegerden: meer dan 12,000 Lesghiërs, onder aanvoering van den door zijne plundertogten beruchten surchai-Chan, van Kasakoemuul, hadden beide plaatsen ingesloten. De dag verliep; geen door tscherbinin's volk geloste kogel miste zijn doel, maar ook de kogels der tegenpartij drongen door de openingen van de Minaret en velden menigen dapperen Rus. Intusschen had de Kapitein owetschkin tweemaal eenen uitval uit het fort gedaan, om de kameraden in de Minaret te verlossen. “Keer terug,” riep de heldhaftige tscherbinin hem toe, “spaar uw volk tot behoud der sterkte; zij is noodiger voor het vaderland, dan mijn leven. Ik heb mij den dood gewijd, maar ongewroken zal ik niet sterven; zijn mijne kogels verschoten, dan nemen wij nog menigen vijand in onzen dood mede.” Eindelijk was het den Lesghiërs gelukt, de poort van de Minaret te verbrijzelen. Met woest geschreeuw drongen zij naar binnen, en poogden de Russen, die den ingang verdedigden, met hunne dolken neêr
te stooten. Zoo stormden zij den naauwen trap op naar boven; doch daar trad tscherbinin met de zijnen hun te gemoet, en elke vijand, die naar boven kwam, stortte met
| |
| |
door sabelhouwen gekloofden kop naar onderen. Toen de Lesghiërs bemerkten, dat zij op deze wijs tegen hunne dappere wederpartij niets konden uitrigten en hunne krijgslieden slechts nutteloos op de slagtbank bragten, trokken zij terug en begonnen den toren te ondermijnen. Ofschoon bewust van dit ontwerp, en zonder een' droppel water om hunnen onlijdelijken dorst te lesschen, midden onder lijken en stervenden, hield tscherbinin met zijn volk het nog twee geheele dagen uit. Den derden dag stortte de toren in; de verbitterde Lesghiërs trokken den half verpletterden jongen krijgsman van onder het puin te voorschijn, sneden hem de kuiten van de beenen, rukten hem de pezen uit het vleesch, en bragten hem, voor de oogen der in de vesting belegerden, door de uitgezochtste folteringen langzaam ter dood. Op deze wijs is tscherbinin, een jongeling, die door de sterkte van zijn karakter en zijne verkregene kundigheden tot de schoonste verwachtingen regt gaf, als voorbeeld van dapperheid den dood voor het vaderland gestorven.
De sterkte Tschirach,’ dus vervolgt de berigtgever, ‘die aldus door de vijanden omsingeld was, vormt een vierkant, dat aan de vier hoeken ronde bolwerken tot strijkweren heeft, en is, boven de schietgaten, door eene hooge borstwering tegen plotselinge overrompeling gedekt. Ondanks een hevig schrootvuur, naderden evenwel de Lesghiërs, sprongen in de gracht en drongen zich tegen den muur, dien zij oogenblikkelijk ondernamen te bestormen. Er ontstond een verschrikkelijk bloedbad, bij hetwelk echter de vijand, na groot verlies ter wederzijden, afgeslagen werd. Stoute, maar vruchtelooze uitvallen deden almede het getal der belegerden versmelten. De officieren gaven aan de gemeenen het voorbeeld der verhevenste dapperheid. Allen sneuvelden zij, man tegen man met den vijand strijdende, tot op den aan den voet gekwetsten Kapitein owetschkin na, die met ongeveer honderd man, van welke de helft almede gewond was, overbleef. Met elke minuut werd de toestand der belegerden vreeselijker; drie dagen hadden de aanvallen geduurd, en de Russische krijgslieden hadden gedurende dien tijd geen' droppel water gehad om hunne verdroogde lippen te bevochtigen of hunne wonden uit te wasschen. Reeds liep de voorraad kogels, waarmede zij den dood hunner gevallene spitsbroeders wreekten, ten einde, en toch wezen zij de opeischingen der Lesghiërs nog aanhoudend met verach- | |
| |
ting af. Eindelijk, tot het uiterste toe verzwakt en uitgeput, scheen een deel der bezetting eenige minuten lang over het besluit tot overgave te peinzen. Owetschkin, dit vernemende, trad eensklaps in hun midden. “Kameraden,” zeide hij, “met u heb ik roem en ongemak gedeeld, met u heb ik mijne wonden ontvangen; steeds leidde ik u voorwaarts, en nimmer zag ik u vlieden. Doet mij thans, aan het eind mijns levens, het verdriet niet aan, dat ik u, ontwapend, als bloodaarts,
nevens mij in schandelijke slavernij moet zien. Wilt gijlieden den Russischen naam beschimpen, zoo begint met mij eenen kogel door den kop te jagen, en doet dan wat gij verkiest, wanneer gij niet meer doen kunt, wat pligt en eer u voorschrijven. Of gelden mijne bevelen bij u niet meer, zoo verleent gehoor aan mijne bede. Ik smeek u, doodt uwen aanvoerder, wanneer gij uwe wapenen tegen den vijand niet meer gebruiken wilt.” Als nieuw bezield, grepen de soldaten hunne geweren weder op, en zwoeren liever te sterven, dan zich over te geven. Zoo ging de vierde dag voorbij; des avonds van dien dag zonk de held owetschkin, door bloedverlies uitgeput, in eene diepe onmagt. Van deze gelegenheid gebruik makende, poogde een serjant de soldaten te bewegen zich over te geven; nadat hij hun hunnen toestand met de wanhopigste kleuren had afgeschilderd, stelde hij hun voor, dat zij te kiezen hadden tusschen eene verdragelijke gevangenschap en eenen marteldood als die van den Vaandrig tscherbinin. Dit hoorde owetschkin in zijnen half bewusteloozen toestand; het deed hem geheel ontwaken; met zijne laatste kracht wierp hij den serjant ter neder. “Bindt dezen ellendeling!” riep hij; “die van overgaaf spreekt, sterft van mijne hand. En nu draagt mij naar het stuk kanon!” Met zwakke hand greep hij den lontstok en brandde het stuk op den vijand los. Tallooze kogels vlogen hem te gemoet, en, door drie derzelve te gelijk, hoewel niet doodelijk, getroffen, zonk de held op den muur nevens zijne heldhaftige kameraden neder. Thans bereidden zich de Lesghiërs op nieuw ten storm, en de ondergang der manmoedige verdedigers van het fort scheen onvermijdelijk.... Zie, daar schitterden plotseling Russische bajonetten, en van de hoogten joeg een regement Kozakken naar de benaauwde vesting. De Lesghiërs vloden, en weldra overschaduwden Russische
vanen het van den dood geredde overschot der helden.
| |
| |
Slechts 70 man, onder dezen ook de brave Kapitein, waren van geheel het battaillon in het leven, en maar acht van hen zonder wonden. Hoezeer de bergvolken gewoon zijn, hunne dooden met zich te nemen, zoo bleven nog meer dan 1500 hunner lijken op het slagveld achter. De zoo van pas aangekomene verlossers behoorden tot het korps van den Generaal saratow. Tranen van blijdschap en bewondering vierden dit tooneel. Kapitein owetschkin werd door den Keizer met de St. Wladimir-orde en met rangverhooging beloond. Na een half jaar genas hij gelukkiglijk van zijne wonden. Bij het stormenderhand bemagtigen van het fort Choisreck verzocht hij den chef van zijn korps, in de eerste gelederen te mogen strijden. Ook hier beschermde eene hoogere hand zijn leven, en nieuwe onderscheiding viel hem te beurt.’
Uit het bovenstaande verhaal ziet men, dat ter wederzijden op heldendaden geroemd wordt. Ongetwijfeld dat in een' zoo hardnekkigen krijg ook met regt van den kant der aanvallers op moedige bedrijven geboogd moet kunnen worden. Karakter, fierheid, dorst naar bevordering en voordeel kunnen tot daden aansporen, die verdienden steeds uit edeler beginselen te ontspruiten. Het verschil van magt en getal, bij den duur des strijds, moge intusschen beslissen, aan welke zijde, nevens het regt, ook de meeste heldenmoed gevonden wordt. |
|