De Amerikaansche postduiven.
De Heer audubon, een Amerikaansch natuuronderzoeker, heeft aan de Koninklijke Societeit te Edemburg een opmerkelijk berigt over de briefdragende duiven van zijn vaderland toegezonden. ‘Onze briefduiven,’ wordt daarin onder anderen gezegd, ‘bezitten eene nog veel verwonderlijker snelheid en onvermoeibaarheid in het vliegen, dan de soort, met welke men in Europa reeds zoo vele proeven genomen heeft, om hen als briefboden te gebruiken. Met vrij veel naauwkeurigheid heeft men den wonderbaren spoed berekend, tot welken onze duiven in staat zijn. Zoo heeft men b.v. in den krop van sommige dier vogels, die in den omtrek van Nieuw-York geschoten zijn, rijstkorrels gevonden, welke zij slechts in Carolina of Georgië hadden kunnen opdoen. Daar men nu weet, dat zelfs die voedsels, die het moeijelijkst te verteren zijn, de werking van het maagsap niet langer dan twaalf uren weêrstaan kunnen, zoo volgt daaruit met zekerheid, dat deze duiven in hoogst genomen zes uren tijds drie- of vierhonderd mijlen wegs, dus bijna eene mijl per minuut, of vijfëntwintig postmijlen in het uur, hadden afgelegd. Zij zouden derhalve in twee dagen tijds den Atlantischen Oceaan kunnen overvliegen; gelijk dan ook werkelijk in Januarij 1826 een exemplaar der Amerikaansche soort aan de kust van Schotland geschoten is geworden, zoo als destijds een te Edemburg uitkomend wetenschappelijk tijdschrift berigt heeft. Daarenboven bezitten de briefduiven der nieuwe wereld ook een uitnemend scherp gezigt. Zonder de snelheid hunner vlugt te matigen, onderscheiden zij uit aanmerkelijke hoogte de vruchten en zaden, die hun tot voedsel dienen. Zoodra zij zulk eene ontdekking doen, heeft hunne reis een eind. Alsdan rijzen zij hoog op in de lucht,