doende, anderen op de binnenplaats. Ik vroeg aan allen, of zij vroeger gezeten hadden, en zij, die in dat geval verkeerden, antwoordden: in la Roquette. Ziedaar, wat ik gezegd heb.’
‘De Rapporteur. Het is op deze verklaring, dat ik de vrijheid verzoek te antwoorden... (Beweging.) De mededeeling is van belang voor de bij herhaling gestraften. De Heer de la rochejaquelein heeft, op gisteren, aan de Kamer eene daadzaak doen kennen, die mij als zeer ernstig is voorgekomen. Hij verklaarde, op eergisteren, zich in la Force bevindende, een groot aantal jeugdige gedetineerden, door hem op dertig of veertig geschat, gezien te hebben, die vroeger in la Rocquette gevangen waren.
Deze zaak mij getroffen hebbende, heb ik gemeend juiste berigten te moeten inwinnen. Ik heb aan den Directeur van la Force gevraagd, mij te willen mededeelen, hoe vele jeugdige gedetineerden, die vroeger in la Rocquette hadden gezeten, zich in la Force hadden bevonden, tijdens het bezoek van den Heer de la rochejaquelein. In plaats van dertig of veertig, zoo als genoemde Heer opgaf, heeft het antwoord mij een getal van dertien, het is waar, doen kennen; maar van deze waren er acht in la Rocquette opgesloten geweest vóór de invoering van het cellulaire stelsel en vijf ná dat tijdstip. De mededeeling van den Heer de la rochejaquelein, en die hij vermeende juist te wezen, blijkt alzoo op een' valschen grondslag te berusten, en de indruk, dien zij verwekt heeft, moet, bij gevolg, bij de Kamer verdwijnen.’
‘De Heer de la rochejaquelein. Het is niet mogelijk, dat ik dertien kinderen voor veertig heb genomen. Maar ik geef toe, dat ik tot eene dwaling ben vervallen, door de antwoorden, die ik ontvangen heb.’ (p. 376-377.)
Hierna volgen onderscheidene discussiën, en het verslag der zitting loopt voort tot p. 390. Op eens en zonder de minste aanleiding komt nu de Heer de la rochejaquelein ter bane met het volgende:
‘Ik verzoek eenige woorden te mogen zeggen ter herstelling van eene verkeerde opvatting. De Heer de tocqueville heeft de zaak verkeerd begrepen, toen hij zeide: gij hebt gisteren vermeend, dat er 30 of 40 jeugdige gedetineerden zich in la Force bevonden; er waren er slechts 13. De Kamer was daarover verwonderd en ik ook. Waar-