Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845
(1845)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTeregtwijzing der gravin Merlin.Aan de Redactie der Vaderlandsche Letteroefeningen.
WelEdele Heeren!
Uwe, mij bekende, zucht, om, zoowel in het beoordeelend gedeelte van uw Maandwerk, als in de Mengelingen, de waarheid en niets dan de waarheid te huldigen, noopt mij u deze regels toe te zenden, volkomen verzekerd, dat zij door u, zoo spoedig mogelijk, in uw veel gelezen wordend Tijdschrift zullen worden opgenomen. In No. 9, voor Julij l.l. vond ik, op bl. 426 e.v., een verslag over de Gevangenissen en de behandeling der Gevangenen te Philadelphia, overgenomen uit de Brieven van Mme. la Comtesse merlin over de Havana. Ik vermoed, dat het onderschrift: de Redactie, aan het einde van dit verslag geplaatst, alleen ten oogmerk heeft, om den lezer te doen zien, dat dit stukje niet is ingezonden, maar door de Redactie zelve voor de Vaderlandsche Letteroefeningen is vertaald en gereed gemaakt; en waarlijk, al wat de, in den hoofde dezes genoemde Gravin, mededeelde is, als de vrucht van een vlugtig bezoek der gevangenis van het Oosten van Pennsylvanië (Cherry-Hill), bij eene oppervlakkige beschouwing, uitlokkend genoeg, om de overname te wettigen. Daarbij komen hem, die de zaken van meer nabij en uit officiéle bescheiden leerde kennen, hier en daar wel eenige kleine onnaauwkeurigheden voor; dan hij vergeeft zulks gaarne aan de schrijfster, wier geheugen zich ligt kon laten misleiden, en die, overigens, in geene partijdige beoordeeling tredende, zich bescheidenlijk vergenoegt met eenige indrukken mede te deelen, die zij, bij het bezigtigen van een schoon en merkwaardig gebouw, heeft ondervonden. Hierom ga ik dan ook het gebrekkige in de lokale beschrijving van het gesticht stilzwijgend voorbij, om mij te bepalen tot hetgeen, op bl. 433, te beginnen met den vol- | |
[pagina 544]
| |
zin: ‘De Directeur had een wetboek van straffen, of liever van martelingen, in werking gebragt,’ en vervolgens, tot en met het berigt nopens den mondprop (iron gag), bl. 435 te vinden. Zou men, dit een en ander lezende, niet natuurlijk op het denkbeeld komen, dat de hier verhaalde gevallen van straffen en martelingen op of omstreeks dezen tijd in de gevangenis van Pennsylvanië werden toegepast? Het is zoo, de schrijfster spreekt in den voorleden tijd, en voegt er bij: ‘dat de Inspecteurs den Directeur tot die tuchtigingen nimmer gemagtigd hadden;’ met andere woorden: dat die straffen en martelingen vreemd zijn aan het stelsel van afgezonderde opsluiting; maar men kan er toch uit besluiten, dat zij (op wat wijze dan ook) alsnog in praktijk worden gebragt. De Redactie der Vaderlandsche Letteroefeningen schijnt het althans in dien zin te hebben opgevat, en wij besluiten dit uit de woorden, bl. 436: ‘daargelaten de onmenschelijke straffen, door hardvochtige gestrengheid en barbaarsche wreedheid aan beklagenswaardigen, willekeurig, op eigen gezag, uitgeoefend,’ enz. En, inderdaad, het stelsel der afgezonderde opsluitingGa naar voetnoot(*) behoefde niet eens zulke onmenschelijkheden voor te schrijven - het behoefde dezelve slechts toe te laten, om de afkeuring van alle weldenkenden te verdienen; en het is daarom van belang te achten, stellig te weten, wat waarheid zij. Dit is van des te meer belang, vermits de bestrijders van het stelsel niet nalaten het beginsel, waarvan het- | |
[pagina 545]
| |
zelve uitgaat, met de namen van wreedaardig en onmenschelijk te bestempelen. Van veel gewigt is de vraag: wanneer de Gravin merlin de gevangenis te Philadelphia bezocht heeft? Het oorspronkelijk werk niet kennende, kan ik zulks, zelfs niet bij gissing, bepalen; maar wanneer de schrijfster na het jaar 1834, en dus ruim tien jaren geieden, in Cherry-Hill vertoefde, dan acht ik mij geregtigd te vooronderstellen, dat zij op een bloot van hooren zeggen is afgegaan. Deze vooronderstelling zal ik (de overige schrikbarende verhalen aan hunne plaats latende) met bewijzen staven, voor zoo veel het verhaalde nopens den ijzeren mondprop (iron gag) betreft. Zekere Heer elwee, Lid der Wetgeving van Pennsylvanië, schijnt, ten jare 1834, een beklag, omtrent het gebeurde met zekeren macumsey, bij de Kamer der Vertegenwoordigers te hebben ingebragt. Ten gevolge van dat beklag werden er vijf Leden uit genoemde Kamer (waaronder de Heer elwee) en vijf uit den Senaat benoemd, om eene zoo veel geruchtmakende zaak te onderzoeken. Deze benoeming had plaats op den 6 December 1834, en het gedaan onderzoek had een rapport der vereenigde Commissie ten gevolge. Hetzelve was, in alle opzigten, gunstig voor het reglement van huiselijke tucht der gevangenis, en werd door al de Leden (den Heer elwee alleen uitgezonderd) als zoodanig onderteekend. Meergenoemde Heer gaf daarbij een verslag op zichzelve, tevens berigt gevende van de toepassing van den mondprop en andere strafwerktuigen, die, voorheen, in Cherry-Hill, zoo hij zegt, in gebruik waren. De overige negen Leden rapporteerden desonaangezien, dat dit strafwerktuig den dood van genoemden veroordeelde niet had veroorzaakt; maar dat hij was gestorven aan de gevolgen eener chronische ongesteldheid. (Zie A vindication of the separate System, Philad. p. 31.) De Wetgeving heeft zich dan ook met het rapport van de meerderheid der Commissie vereenigd. Merkwaardig is vooral hierbij de houding van den Heer elwee, die zich, ondanks zijnen billijken afkeer van den iron gag, als een' wakkeren voorstander van het stelsel van Pennsylvanië blijft betoonen (the excellence of solitary confinement over every other mode of punishment is undeniable); gelijk verder uit de behandeling dezer aanklagt is gebleken, dat, indien er ook al, tijdens de invoering van | |
[pagina 546]
| |
het stelsel der eenzame opsluiting, (met het sedert ingevoerde stelsel van afzondering niet te verwarren) eenige pijnlijke straffen en strafwerktuigen in gebruik waren, die instrumenten bereids in 1834 voorkomen onder bewoordingen, welke duidelijk aantoonen, dat zij destijds reeds buiten toepassing waren gesteld. Het heet toch: This was an iron instrument, enz. this instrument was placed in the mouth, enz. the straps were passed enz. enz. Men ziet, altijd is het: was en werd. Had de bedoelde Gravin zich op deze wijze, even als het officiéle rapport eener Staatscommissie, uitgedrukt, dan ware alle aanleiding tot misverstand weggenomen geworden. Vermoedelijk heeft de verdienstelijke schrijfster het geschrift van den Heer elwee, of, waarschijnlijker nog, de opgaven van een of ander dagblad geraadpleegd, en wat zij vond, ter goeder trouwe, in hare Brieven overgenomen. Met de overige, door haar opgenoemde, straffen en strafwerktuigen zal het wel eveneens gesteld zijn. Ik vermoed zulks, zonder dit te kunnen bewijzen, gelijk mij dit ten aanzien van het geval van macumsey heeft mogen gelukken. Maar wanneer ik overtuigend heb doen zien, dat één der aangehaalde gevallen, ontegenzeggelijk, tot het vroegere tijdperk der eenzame opsluiting behoort, zoo zal het aan niemand als gewaagd voorkomen, wanneer ik de overige aangehaalde gevallen tot datzelfde tijdvak betrekkelijk beschouw. Verkiest men deze wijze van beschouwing niet te laten gelden, dan zij het mij bescheidenlijk vergund te vragen: welk eene authoriteit de Gravin merlin voor zich kan doen optreden? En gesteld, dat hieraan kon worden voldaan, (iets, waaraan het mij vergund zij te twijfelen) dan zou daarmede nog niet bewezen zijn, dat hetgeen, vóór een aantal jaren, bij de toepassing van het stelsel van eenzame opsluiting, kan hebben bestaan, in dit oogenblik, en bij een geheel anders gewijzigd stelsel, werkelijk bestaat. Het is in dit licht, dat de Heer de maleville e.a. de zaak in geschil willen doen voorkomen, bij gebrek aan betere wapenen, om het stelsel van afzondering te bestrijden.Ga naar voetnoot(*) Zulke aanvallen staan gelijk met de poging van eenen onkundige, die aan onze | |
[pagina 547]
| |
thans bestaande Nederlandsche strafwet de onmenschelijkheden der, sedert 1795, afgeschafte pijnbank wilde ten laste leggen. Zoo iets zou echter bij een beter onderrigt publiek geenen ingang vinden; maar geheel anders is het met een stelsel, aan verre de meesten onzer landgenooten genoegzaam vreemd, en hetwelk ook hier deszelfs bestrijders heeft gevonden. Deze laatsten leggen aan deszelfs toepassing ziekte en dood, krankzinnigheid en zelfmoord ten laste; en komt hierbij nu nog de, even onverdiende, beschuldiging van wreedheid en onmenschelijkheid - in welk een ongunstig licht moet dan niet het stelsel van afzondering voor een vooringenomen en onkundig publiek verschijnen? Gelukkig zijn al deze beschuldigingen alleen op den schijn en geenszins op de waarheid gegrond; maar ook nu is het van belang, dat aan misverstand, dwaling en onkunde geen nieuw voedsel wordt geschonken, door de voorstelling van omstandigheden, die den toets der waarheid, bij een naauwkeurig onderzoek, niet kunnen doorstaan. Waren de medegedeelde bijzonderheden aan u bekend geweest, mijne Heeren! dan strekt uwe mij geblekene waarheidsliefde tot borg, dat de tekst der medegedeelde Brieven door u niet zoo onvoorwaardelijk zou zijn overgenomen, maar dat dezelve door eene bijgevoegde noot in het ware daglicht zou zijn gesteld. Ik verwacht daarom dan ook, dat dit mijn geschrijf, ter verbetering van de verhalen der Gravin merlin, door u zal worden overgenomen, ten einde den verkeerden indruk weg te nemen, die, door de vermelding van dezelve, bij velen is verwekt, en waarom ik mij verpligt heb gevonden de waarheid aan het licht te stellen. Maar welligt rijst bij u, mijne Heeren! en ook bij de lezers der Vaderlandsche Letteroefeningen de vraag: ‘Indien die onmenschelijke straffen van vroegeren tijd, door de willekeur van wreedaardige gevangenbewaarders toegepast, buiten werking zijn gesteld; welke huiselijke straffen zijn daarvoor in de plaats getreden? Met andere woorden: welke straffen worden aan wederspannige gevangenen opgelegd?’ Het antwoord is gemakkelijk te geven; want de Besturen der Amerikaansche gevangenissen, waarin het afzonderingstelsel wordt gevolgd, zijn gewoon daarvan, telken jare, aan de wetgeving van den Staat te berigten. Nog in het | |
[pagina 548]
| |
vorige jaar werd, in de Kamer der Gedeputeerden in Frankrijk, de afgezonderde opsluiting door sommigen harer tegenstanders, met de zoogenaamde oubliettes, bastilles en de geheimzinnige holen der Spaansche en Venetiaansche Inquisitie, of het au Secrèt gelijk gesteld. Niets is echter onwaarachtiger, blijkens de openbare, in druk uitgegevene, jaarlijksche rapporten; en het zijn deze, die ons doen zien, dat, vermits de afgezonderde opsluiting zelve de weêrspannigen tot bedaren, nadenken en onderwerping brengt, er zeer weinig huiselijke straffen behoeven toegepast te worden. Is dit echter, nu of dan, het geval, zie hier dan de opgave van dezelve: Onthouding van boeken; onthouding van arbeid; vermindering van het gewoon ration voedsel; het overbrengen in eene donkere cel; onthouding van een bed; eindelijk, intrekking van ¼ per dollar daags op de verdienste van den wederspannige. Dit is alles!Ga naar voetnoot(*) En nu vraag ik aan ieder onpartijdige: Zijn dit onmenschelijke straffen, door hardvochtige gestrengheid en barbaarsche wreedheid uitgedacht? Niemand zal deze vraag toestemmend beantwoorden. Hiermede heb ik mijne taak afgedaan. Ik deed zulks met genoegen en uit liefde tot de waarheid. Het stelsel van afgezonderde opsluiting, zoodanig als hetzelve thans wordt begrepen en toegepast, behoeft den strijd niet te schromen, die aan hetzelve, door de tegenstanders, geboden wordt. Hoe hardnekkiger de aanvallen zijn, dat is: hoe verder zij zich van het gebied der waarheid verwijderen, om in misleiding en valsche voorstellingen eene gewaande sterkte te zoeken, des te grooter is de zegepraal voor de zaak der waarheid. Ja, mijne Heeren! het is zoo, gelijk door u, bl. 437, werd gezegd: ‘Het stelsel van afgezonderde opsluiting, ingevoerd in Nederland, op zoodanige wijze, als door de ondervinding het meest doeltreffend is aangewezen, zal al de bezwaren wegnemen, welke, uit gebrek van zaakken- | |
[pagina 549]
| |
nis, tegen hetzelve zijn aangevoerd.’ In Engeland, Frankrijk, Zweden, Denemarken, Pruisen en Polen ingevoerd, en in Rusland en Oostenrijk voorbereid, zal ook Nederland, in deszelfs voordeelen, eene rijke vergoeding vinden voor al wat de tegenwoordige stand van zaken aan hetzelve ontberen doet. Met bijzondere hoogachting heb ik de eer mij te noemen
UwEd. dv. Dienaar w.h. warnsinck, bz.
Medehoofdbestuurder en eerste Secretaris van het Nederlandsch Genootschap: Tot zedelijke verbetering der Gevangenen. Overveen, den 9 Julij 1845. |
|