Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845
(1845)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe handschoen geworpen.Hoezeer ik den vrede beminne, voel ik mij ten strijde geroepen. Hoe gaarne ik eenen beleediger de hand ter verzoening toesteke, vind ik mij gedrongen het zwaard aan te grijpen, zonder genade toe te slaan, ja een' oorlog te beginnen, die alleen door het vernietigen mijner tegenpartij zal kunnen eindigen. Vraagt men: ‘Is het de aanhechting van Texas, de twist over het Oregon-gebied, het gedrag van daniel o'connell, de Suikerkwestie, de uitdelging der Speelbanken (op ééne na) in Duitschland, of eenig ander betwijfeld staatkundig of staathuishoudelijk punt, uit onze dagen, dat u in het harnas jaagt?’ - Ik antwoord: Neen, van al het opgenoemde, niets. Ik verklaar den oorlog aan mijne dierbare en schoone moedertaal bedervende, woorden. Ik trek het zwaard uit tegen averegtsche spreekwijzen, zoo als ik dikwijls hoor gebruiken en afgedrukt ontmoet in opstellen..... waarin men ze geenszins verwachten zou. Ik wil, tot verdelging toe, strijden tegen | |
Aanstalten,een ellendig Germanisme, dat wij geenszins behoeven, daar wij het veel fraaijer woord toebereidselen hebben, dat nergens in eenig geijkt woordenboek gevonden wordt, en dat de naturalisatie niet waardig is. Ik wil, tot verdelging toe, strijden tegen het onding | |
Paarl d'amour,zottelijk gefranciseerd Hollandsch, namelijk parel-moer (moeder of omkleedsel van de parel.) De Franschen hebben hun woord voor die stof en noemen ze Nacre, nacre de perle. Ik doe dus ook onzen naburen geen onregt met de amour (liefde) uit de schelpen, waarin de parel zich somtijds bevindt, te willen verbannen hebben. Ik wil, tot verdelging toe, strijden tegen | |
Zich herhalen, | |
[pagina 401]
| |
voor herstellen, naar het Hoogduitsche: sich erhohlen. Herhalen is: twee of meermalen hetzelfde doen; hoe kan men dan zich zelven herhalen? en hoe komt men zoo dwaas zulken onzin te bezigen, daar men het goede en duidelijke woord herstellen heeft, om aan te duiden: van eene krankte volkomen genezen, iets, dat gebroken was weder geheel maken, onmin in vrede doen veranderen, enz. Ik wil, tot verdelging toe, strijden tegen het verwarren van hen en hun, van werd en wierd, van zelf, zelve en zelven, dat, als valsche toonen in demuzijk, het oor kwetst van den beter onderrigte. Dewijl het schijnt, dat grammaticale lessen in deze geen genoegzaam nut doen, of niet naar behooren begrepen worden, zij het mij vergund, zonder die lessen aan te halen, eene poging te wagen, om door minkundigen wèl verstaan te worden. Ik zeg dan eenvoudiglijk: 1) Hen is een onbepaald getal, b.v. menschen te zamen. Hun is van of aan die menigte menschen. Men zegge, of schrijve dus nooit: Ik ben bij hun, maar bij hen geweest; ik zal dit hen, maar hun verzoeken, enz. In hun is van of aan opgesloten, terwijl hen altijd alleen eene op zich zelven staande massa beteekent en niet, dan door de bijvoeging van aan of van, tot de waarde van hun kan gebragt worden, b.v.: Hun huis, is het huis van hen. Dit landgoed behoort hun, is behoort aan hen, enz. 2) Werd (van worden) beteekent altijd iets, dat waarlijk en zeker eens of meermalen geschiedde: het werd licht; het werd zomer; er werd gegeten, gestreden, gekocht, een verbond gemaakt, enz. Wierd, daarentegen, ziet op iets, dat nog te wenschen of te vreezen is, b.v.: Zij wenschten, dat het dag wierd.Ga naar voetnoot(*) - O, dat zij weder gezond wierd! Zoo maar, door de zwarte vlieg, de bloesem niet bedorven wierd! Indien de ziekte overerfelijk wierd, zou men duchten, enz. Deze voorbeelden zullen, vlei ik mij, de vastheid van werd en de twijfelachtigheid, die in wierd ligt, duidelijk genoeg doen onderscheiden, om aan te toonen, hoe verkeerd het is, onverschillig het eene of het andere woord in spreken of schrijven te gebruiken. 3) Zelf is hij, zelve is zij in het enkelvoud, zelven is zij in het meervoud. En nu, niettegenstaande die goede en duidelijke onderscheiding, ontmoet men zoo dikwijls zin- | |
[pagina 402]
| |
sneden als de volgenden: Op het slagveld gekomen, trad hij zelve voorwaards. De man veranderde toch hier niet in eene vrouw. Het moest dus wezen: trad hij zelf. Zij hebben het aan zich zelve te wijten. Neen! zeg ik, aan sich zelven, want er was meer dan één persoon. Zij heeft het zelf gedaan; niet zelf maar zelve, want zij is eene vrouw. Ik wil, tot verdelging toe, strijden tegen Pleonasmen, zoo als: Wij zullen spreken van.... nadat wij te voren. Hem werd gezegd, nadat hem vooraf gevraagd was. Nadat doet in beide gevallen alles af, en maakt het te voren of vooraf een nutteloos bijvoegsel, ja een overbodig, ik zou haast zeggen ongeoorloofd aanhangsel. Ik wil, tot verdelging toe, strijden tegen alle averegtsche verwisseling van woorden, zoo als b.v. het gebruiken van tegenhanger in plaats van tegenstelling; want tegenhanger, beduidende een voorwerp, (eene schilderij of teekening) dat eenige bijzondere overeenkomst heeft met een ander soortgelijk voorwerp op zekeren afstand van hetzelve geplaatst, is zoo geheel iets anders dan een voorwerp, dat in tegenstelling (oppositie of contrast) met een ander voorwerp is, dat, het eene woord voor het andere bezigende, de zin ten eenenmale verdraaid en onverstaanbaar wordt; gelijk ik nog onlangs gewaar werd, lezende..... dan, ik onthoud mij liefst van aanhalen en noemen. En nu, genoeg. Indien mijne oorlogsverklaring eensgezindheid en vrede ten gevolge heeft, zal ik mij verheugen mij ten strijde gerust te hebben en neem ik voor, niet: neem ik mij voor (zoo als dikwijls ten onregte geschreven wordt) het zwaard, met alle zachtzinnigheid, weder in de schede te steken.
Amsterdam, April 1845. |