Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845
(1845)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijSir Francis Drake.Twee en eene halve eeuw zijn verloopen, sedert het overschot van Sir francis drake in den oceaan werd begraven. Veel is er over den beroemden zeeheld geschreven, die voor zijn vaderland den weg naar Indië opende en de onverwinnelijke Armada verwon. Intusschen eerst zeer onlangs zijn door den Heer john barrow belangrijke papieren ontdekt, die over het leven en bedrijf van drake een nieuw licht verspreiden; het zijn zijne depêches en andere geschriften van zijne hand, en met behulp van deze willen wij den lezer eene schets van het leven van dezen merkwaardigen man mededeelen. Sir francis drake werd geboren op de grenzen van Devonshire en Cornwallis, niet ver van Tavestock, in eene hut, die dertig of veertig jaren geleden nog in goeden staat bewaard was. Hij was de oudste van negen broeders. Stow beweert, dat hij in 1545 zou geboren zijn. Barrow spreekt van 1539; en een Amerikaansch schrijver, evenwel zonder eenig bewijs aan te voeren, verzekert, dat hij in 1537 het | |
[pagina 331]
| |
licht aanschouwde. Bij gebrek aan stellige bescheiden moeten wij de zaak onbeslist laten. Het is onbekend, welk beroep de vader van drake uitoefende, Weinig tijds na de geboorte van zijnen oudsten zoon, dwongen vervolgingen om des geloofs wille hem, zijne woonplaats te verlaten; hij was een ijverig Hervormde. Hij nam de wijk naar Upnore, aan de Medway, in het graafschap Kent, waar hij, volgens de overlevering, in koninklijke zeedienst trad en belast werd met het doen der gebeden voor de matrozen. Men verzekert zelfs, dat hij zijne woning had opgeslagen in het verlaten hol van een schip, en dat verscheidene van zijne kinderen in die zonderlinge woning werden geboren. Doch, hoedanig het beroep en de omstandigheden van den vader van Sir francis drake mogen geweest zijn, hij had blijkbaar eene goede opvoeding genoten en gaf die ook aan zijne kinderen. De lezing der depêches, door barrow in de staatsarchiven gevonden, bewijst, dat Sir francis drake geen ongeletterd man was, gelijk men tot dusverre meende. Zijne welsprekendheid had hem reeds lang eenen welverdienden naam verschaft. ‘Hij sprak veel en stout, maar goed,’ heeft Sir william monson van hem gezegd. Doch, er valt thans niet meer aan te twijfelen, hij schreef nog beter, dan hij sprak. Zijne brieven en zijne depêches zijn in verschillende opzigten merkwaardig. Eenvoudig en als met eene loopende pen geschreven, onderscheiden zij zich door hunnen stijl boven den gewonen stijl van die dagen, vooral boven dien van mannen van een bedrijvig en handelend leven. Indien zij niet kunnen worden gelijk gesteld met die van essex, zij munten verre uit boven die van zijne medevlootvoogden, Lord howard of effingham of Lord thomas seymour, en zelfs boven die van burleigh en walsingham. Daarenboven hebben zij eene verdienste, grooter dan die van den stijl; zij ademen warmte en geestdrift. Drake schreef blijkbaar gelijk hij sprak, veel en stout. Doctor lingard had regt, om hem een bijzonder talent toe te schrijven in het opstellen van bulletins. Hij spreekt zeker veel van zijne eigene daden, maar hij doet dat met die openhartigheid en eenvoudigheid, die men ligtelijk vergeeft aan mannen van talent, die zich tot grootere dingen in staat hebben getoond, dan die, waarop zij zich beroemen. Het eerste optreden van drake in de loopbaan, waarin hij | |
[pagina 332]
| |
zoo veel roems zou behalen, was in zeer geringe betrekking. Een oude zeerob, onder wiens bevelen hij eenigen tijd langs de kust van Engeland had gevaren, met wien hij verschillende togten naar Holland en Frankrijk had gedaan, vermaakte hem bij zijnen dood zijn scheepje. Hoe lang bleef hij in het bezit van deze onverwachte erfenis? Wanneer, waarom en hoe ondernam hij voor het eerst grootere reizen? Het is ons onmogelijk, om op deze vragen te antwoorden. Wij hebben eerst naauwkeurige berigten van zijne derde reis, waarvan hij het verhaal zelf heeft nagezien en verbeterd. In het voorberigt vermeldt hij alleen, dat hij zware verliezen geleden had te Rio de la Hacha, toen hij in 1565 en 1566 zich derwaarts had begeven met Kapitein john lowell. Zoo wij camden zullen gelooven, verkocht hij zijn scheepje, zoodra hij vernam, dat Sir john hawkins eene expeditie beoogde naar Amerika, en bood hij met verscheidene anderen dezen zijne diensten aan. Dit geschiedde in 1567. Het oogmerk van dezen togt was de slavenhandel. Men zou eene lading slaven op de Afrikaansche kust innemen en die naar de Spaansche koloniën in Amerika overbrengen; een handel, die destijds geschiedde onder bescherming van een verdrag, tusschen Engeland en Spanje gesloten. Overigens werd deze handel in die dagen als volkomen eervol beschouwd, zoodat Koningin elizabeth dien op alle wijzen aanmoedigde. Zij had hawkins in hare dienst genomen, hem tot betaalmeester bij de vloot benoemd, en gaf hem, als een schitterend bewijs van hare gunst en erkentelijkheid, een wapenschild, welks helmkam bestond in ‘eenen halven Moor (demimore) van echte kleur, met een touw gekneveld.’ Ditmaal bestond de vloot van hawkins uit zes schepen; het grootste was hem ten gebruike afgestaan door de Koningin. Een van deze vaartuigen, de Judith, stond onder bevel van drake. Overigens komt diens naam in het reisverhaal ter naauwernood voor; maar van dien togt dagteekent zijn onverzoenlijke haat tegen de Spanjaarden. Hawkins had eerst koers gezet naar de Afrikaansche kust. Naauwelijks was hij daar aangeland, of hij bezigde de hatelijkste middelen, om zijn doel te bereiken. Hij verhaalt zelf, met eene ongeloofelijke koelbloedigheid en met zekeren trots, de gruwelen, die hij pleegde. Zoodanig waren de zeden destijds. Op dezelfde bladzijde beroemt hij zich, eene geheele | |
[pagina 333]
| |
stad te hebben in brand gestoken, alleen met oogmerk om zich gemakkelijker van de ongelukkige bewoners meester te maken, en eenige regels later geeft hij, met de verontwaardiging van een braaf man, de Negers, die het wagen eene leugen uit te spreken, aan de verachting en den haat der beschaafde wereld prijs! Toen zijne schepen hunne lading slaven in hadden, zeilde hawkins naar de Spaansche koloniën, waar hij zijne koopwaar gemakkelijk afzette. Doch te Rio de la Hacha wilde de regering dezen handel niet dulden. Terstond doet hawkins eene landing met zijn volk, neemt de stad stormenderhand in, jaagt de regering weg, en zet zijne zaken met de inwoners voort. Zet opium in plaats van Negers, Chinezen in plaats van Spanjaarden, en gij zoudt meenen eene geschiedenis van onze dagen te lezen; zoo weinig is de eerbied voor het volkenregt sedert twee eeuwen toegenomen! Van Rio de la Hacha begaf hawkins zich naar San Juan de Ulloa. Op dien togt had hij met onderscheidene stormen te kampen, en nam drie Spaansche schepen met honderd passagiers. In laatstgenoemde haven gekomen, vond hij er, zegt hij, twaalf schepen met eene kostbare lading in goud en zilver. Niet alleen maakte hij zich daarvan niet meester, maar hij stelde zelfs zonder losprijs de gevangenen in vrijheid, die hij op zee had gemaakt. Deze edelmoedigheid werd slecht beloond, en de Spanjaarden toonden hem weldra, dat zij nog schandelijker dan hij de heiligste beginselen van het volkenregt schonden. Zij hadden eerst de Engelsche schepen aangezien voor eene vloot, die zij uit het moederland wachtten. Deze kwam in de daad eenige dagen later. Toen hawkins dertig groote schepen met volle zeilen de reede zag naderen, waar hij het anker had geworpen, begreep hij, dat voorzigtigheid hem gebood, om eenige voorzorgen te nemen. Hij liet aan den Spaanschen vlootvoogd zeggen, dat hij hem de haven niet zou laten binnenkomen, voordat hij door een verdrag het behoud van den vrede zou hebben verzekerd. De Spanjaarden hadden niet dan met tegenzin de gestelde voorwaarden aangenomen. Zij schenen intusschen in den aanvang van zins, om hun woord te houden. Hunne schijnbare onbevangenheid bedroog de Engelschen. Terwijl hawkins op de gewisselde beloften vertrouwde, zag hij zich eensklaps door eenen overmagtigen vijand overvallen. Na eenen wanhopigen strijd overwonnen, | |
[pagina 334]
| |
moest hij vlugten en een deel van zijne vloot op de reede in handen zijner vijanden laten. Hij had daarenboven groote verliezen geleden. Op het oogenblik der vlugt zelve werd de Judith, het schip van drake, van de andere Engelsche schepen gescheiden. Drake kwam alleen in Engeland terug, waar hawkins zich weldra bij hem voegde. Deze had thans nog slechts een enkel schip en was geheel geruïneerd. Wij durven de Spanjaarden ter naauwernood van trouweloosheid en onregt beschuldigen. Zij oefenden slechts weerwraak. Aangevallen, geslagen, geplunderd te Rio de la Hucha en op andere punten, verdedigden en wreekten zij zich, waar en wanneer zij konden. Maar zij waren wreed, zelfs na hunne zegepraal. Voor hen waren de Engelschen zoowel zeeroovers als ketters. Zij deden hunne gevangenen de gruwelijkste martelingen ondergaan, om hun bekentenissen af te dwingen ten aanzien van het doel van den togt; vervolgens leverden zij hen aan de Inquisitie over, die zich haastte van deze schoone gelegenheid gebruik te maken, om menschen te offeren aan den God des vredes en der genade. Twee matrozen werden te Mexico levend verbrand, en een derde onderging dezelfde straf te Sevilla. Het berigt van deze gruwelen wekte in geheel Engeland een levendig gevoel van verontwaardiging en gramschap op. Van alle kanten schreeuwde men om wraak. Godsdiensthaat blies het vuur van nationale vijandschap aan. Bijzondere belangen eischten te gelijker tijd voldoening en waarborgen. De zeerooverij of kaperij was niet door de wetten verboden; zij werd het roemrijkste beroep. Meer dan een zijner landgenooten had drake zich over de Spanjaarden te beklagen. Zij hadden hem gedwongen de vlugt te nemen; zij hadden zich van alles, wat hij bezat, meester gemaakt. Zij waren de vijanden van zijn vaderland en zijne Godsdienst. Al deze beweegredenen, vereenigd, deden hem een belangrijk besluit nemen. Het gouvernement was niet spoedig genoeg gereed, om van Spanje de genoegdoening te eischen, waarop de slagtoffers der expeditie van hawkins aanspraak mogten maken, en hij besloot, om alleen zich te wreken. Twee jaren achtereen, 1570 en 1571, ging hij in West-Indië zelf alle inlichtingen opzamelen, die hem te stade zouden kunnen komen. De zedelijkheid van zulk eene onderneming kwam bij hem zelfs niet in aanmerking. Zoo men overigens fuller gelooven mag, dan had de kapellaan van zijn schip zijn ge- | |
[pagina 335]
| |
weten volkomen gerust gesteld. Toen alles gereed was, vertrok hij den 24 Mei 1572 van Plymouth. Twee schepen, het eene de Admiraal van 70, het andere van 25 tonGa naar voetnoot(*), maakten de vloot uit, waarmede een toen nog onbekende zeeman gereed stond, om, zonder de medewerking zijner regering, den oorlog te verklaren aan de geduchtste zeemogendheid van die dagen, aan Spanje. Waarheen ging drake? Hij ging den Spanjaarden de schatten ontrooven, die zij in Peru en Mexico hadden verzameld, en die zij in de stad Nombre de Dios bewaarden, totdat zij eene veilige gelegenheid hadden, om ze naar Madrid te zenden. Onderweg, in eene haven, die hij reeds vroeger bezocht had, ontmoet drake een schip, bemand met dertig koppen, en voegt dat bij de zijne. Met drie kleine scheepjes en 73 matrozen zet hij koers naar de stad Nombre de Dios. De nacht heeft den dag vervangen, als hij daar aankomt. Verschrikt door het gevaar van zulk eene onderneming, aarzelen zijne manschappen, om eene landing te doen. Hunne niet ongegronde vrees ontmoedigt hem niet. Op het oogenblik, dat de maan oprijst, roept hij hen plotseling wakker, maakt hun diets, dat de dag aanbreekt, en haalt hen door deze schrandere list over, om den aanval in het midden van den nacht te beproeven. Doch juist was er een Spaansch vaartuig in de baai gekomen. De matrozen, die de wacht hadden, hadden de vijandelijke pinassen naar den wal zien roeijen, en de Kapitein had terstond eene sloep afgezonden, om alarm te maken. Het is gedaan met de onderneming, indien de Spanjaarden vóór de Engelschen aan land komen. Maar drake heeft het gevaar bemerkt en zal het weten te verijdelen. Door de pinassen ingehaald, wordt de sloep gedwongen, zoo zij niet wil genomen worden, met volle zeilen naar den tegenovergestelden kant te vlugten. Drake en zijne manschappen stappen aan wal, zonder ontdekt te zijn. De batterij, op welke zij zich geworpen hebben, wordt slechts door éénen artillerist bewaakt; maar deze heeft den tijd om te vlugten en te wapen te roepen. Door zijn geschreeuw gewekt, staan de inwoners in aller ijl op, wapenen zich, en verzamelen zich op het plein van de stad. Eene worsteling vangt aan, maar die slechts weinige minu- | |
[pagina 336]
| |
ten duurt. De Engelschen zegepralen, en hunne vijanden vlugten ontsteld. Meester van het slagveld, zendt drake eene afdeeling uit, om de woning te plunderen, waar de koninklijke schat, het goud en de juweelen worden bewaard. Hij zelf met zijne overige manschappen begeeft zich naar de woning van den Gouverneur, die het zilver van Peru bevat. Daar, in eenen kelder, door eene enkele lamp verlicht, vertoonde zich aan zijn oog een stapel zilverstaven, gelijk hij zich zelfs in zijne droomen niet had kunnen voorstellen. Hij was dertig ellen lang, drie ellen breed en vier ellen hoog. Van het zilver snelde hij naar het goud. Doch thans viel hij bewusteloos neder. In het gevecht gekwetst, had hij deze noodlottige waarheid voor zijne strijdmakkers verborgen gehouden, om hen niet te ontmoedigen. Zijne krachten evenaarden zijnen moed niet; door bloedverlies uitgeput, viel hij buiten kennis op den grond. Zijne soldaten, zonder naar zijne smeekingen te hooren, of aan zijn bevel te gehoorzamen, toen hij weder was bijgekomen, droegen hem naar de pinas, en lieten het groote werk der plundering onvoltooid. Na deze vruchtelooze poging stak drake de landengte van Dariën over, en was de eerste Engelschman, die de Zuidzee aanschouwde. ‘Hij kwam,’ zegt de schrijver van zijn reisverhaal, ‘aan eenen fraaijen en zeer hoogen boom, in wiens stam men verscheidene trappen had gemaakt, langs welke men naar den top klom; daar was een priëel met opzet alzoo gemaakt, dat tien mannen er op hun gemak in zitten konden, en van waar men het uitzigt had op den Atlantischen Oceaan en op de Zuidzee. Ten noorden en ten zuiden van dezen boom had men de andere boomen weggekapt, ten einde het uitzigt te vergrooten. Diep bewogen door dit gezigt, deed drake de gelofte, om de Zuidzee te doorzeilen. Op zijne knieën vallende, zegt camden, smeekte hij de Goddelijke Voorzienigheid, hem te vergunnen, nu of later deze zee te bezeilen, en van dien tijd af zocht hij slechts middelen op, om zijne gelofte te vervullen. Nunez de balboa had dezen oceaan reeds in 1530 ontdekt. Het zoo geheel verschillende gedrag van drake en van balboa bij deze plegtige gelegenheid huns levens kan als een voorteeken worden beschouwd van het lot der beide volken. Na een ruw altaar te hebben opgerigt op de plek, daar hij het eerst de Zuidzee had aanschouwd, stapte balboa tot aan den middel in het water, in tegenwoordigheid van een groot aantal In- | |
[pagina 337]
| |
dianen en Spanjaarden, met zijn zwaard in de eene hand en zijn schild in de andere, en kondigde statig aan al de getuigen van dit tooneel aan, dat hij bezit nam van de Zuidzee en alles, wat daartoe behoorde, voor en in naam van zijnen meester, den Koning van Castilië en Leon.’ Ofschoon hij zich niet van den beruchten schat van Nombre de Dios had kunnen meester maken, welks gezigt hem zoo bekoord had, keerde drake toch met genoegzame winst naar Engeland terug. Hij bragt specerijen, zijde, paarlen, goud- en zilverstaven mede. Den eenigen God ter eere, voegt de verhaler er bij. Niet alleen had hij zich reeds gewroken en verrijkt, maar hij had, voor alle even ondernemende en stoute zeelieden als hij, eenen weg geopend, die hen tot roem en rijkdom moest voeren; hij had het ware Eldorado gevonden. Zijn medeburgers ontvingen hem dan ook met zoo veel geestdrift, alsof zijne onderneming volkomen met de wetten der zedelijkheid strookte. Zijn vriend camden alleen durfde zeggen, dat hij een aardig sommetje had gewonnen met voor zeeroover te spelen. Zoo groot was de indruk, dien het verhaal van den togt maakte, dat davenant omstreeks eene eeuw later een tooneelstuk zamenstelde, getiteld: The history of Sir francis drake, expressed by instrumental and vocal music and by art of perspective in scenes. Intusschen maakte drake zich in het geheim gereed, om zijne gelofte te vervullen. Doch hoe bragt onze held zijnen tijd door, van zijne terugkomst in 1573 af tot aan zijnen nieuwen togt in 1576? Barrow vermeldt ons alleen, dat hij omstreeks het eerstgenoemde jaar in Ierland diende onder den eersten devereux, Graaf van Essex. Waarom en waardoor? Wij weten het niet. Misschien vinden wij de waarheid in een handschrift van het Britsche Museum, dat door barrow niet is opgemerkt. Zoo men den schrijver van dat HS. mag gelooven, mac doughty, met wiens uiteinde wij ons straks een oogenblik zullen bezig houden, zoo verloor drake na zijne terugkomst uit de Westindiën de gunst van het hof en nam de wijk naar Ierland, om daar onder essex te dienen, tot dat de storm zou zijn overgewaaid. Gedurende zijn verblijf in Ierland maakte hij kennis met doughty, die, insgelijks als vrijwilliger op de vloot van essex dienende, zich de gunst van den bevelhebber had weten te verwerven. Hij deelde hem zijne plannen | |
[pagina 338]
| |
mede, en verkreeg van hem eene belofte, dat hij hem met duizend pond sterling soude bijstaan; en toen zij beide naar Engeland waren teruggekeerd, zocht hij hem eens onverwachts op, en eischte van hem, dat hij zijn woord zoude gestand doen. Doughty deelde, volgens zijne eigene getuigenis, de plannen van drake aan walsingham mede, en bragt hem bij Sir christopher hatton, die op zich nam, hem met de Koningin te verzoenen. Zeker is het, dat hij op zekeren dag drake aan elizabeth voorstelde, en dat zij hem zeer welwillend ontving, en aanmoedigde, om zijne aanvallen tegen de Spaansche koloniën voort te zetten. Men kan niet zeggen, dat zij hem eene benoeming bij hare zeemagt heeft gegeven; maar dit staat vast, dat hij de beroemde reis, welke hij in dit jaar ondernam, onder hare bescherming aanvaardde. Die reis is al te bekend, dan dat wij haar in bijzonderheden zouden verhalen. Drake scheepte zich in, gelijk ieder weet, op de Pelikaan, die later de gouden Ree werd genoemd, zeilde de straat van Magellaan door, drong zuidelijk door tot op 56 graden, zeilde langs de Amerikaansche kust tot op den veertigsten graad noorder breedte, plunderde de Spanjaarden te land en ter zee, ontdekte datzelfde Oregen-gebied, welks bezit de Amerikanen tegenwoordig aan de Engelschen betwisten, zocht vruchteloos eenen noordwestelijken doortogt, om naar Europa weder te keeren, stak daarop stoutmoedig den oceaan over, en kwam in Engeland over Oostindie en de Kaap de goede Hoop terug. Den 26 September 1580 stapte hij te Plymouth aan land, na eene afwezigheid van omstreeks drie jaren. Zoo verwierf hij zich den roem, dat hij het eerst van zijne landgenooten eene reis rondom de wereld heeft gedaan; en dezen togt waagde hij en volbragt hij op een schip van honderd ton, met eenen moed en eene bekwaamheid, die te allen tijde de bewondering hebben gewekt van de stoutmoedigste en gelukkigste zeelieden. Een enkel van de vele voorvallen op deze reis verdient eene nadere toelichting, de terdoodbrenging van doughty. Niet verre van de haven San Juliano, één graad van de straat van Magellaan, zag men op een onbewoond eiland eene galg, waaraan magellaan vijftig jaren vroeger verscheidene muitelingen had laten ophangen. De Spanjaarden noemden daarom dit eiland dat des waren oordeels en der | |
[pagina 339]
| |
geregtigheid. Drake liet er het anker werpen, en beschuldigde opentlijk doughty van eene zamenzwering tegen zijn gezag en zijn leven. Doughty had, gelijk wij gezegd hebben, in Ierland de vriendschap en het vertrouwen van drake weten te winnen, en had als vrijwilliger den togt met hem ondernomen. Toen het eskader de Kaapverdische eilanden bereikte, benoemde drake hem tot bevelhebber van een Portugeesch schip, dat hij had veroverd. Beschuldigd van zich onderscheidene voorwerpen te hebben toegeëigend, die gemeenschappelijk eigendom waren, regtvaardigde hij zich gemakkelijk; maar hij verloor dientengevolge toch het bevel en verwisselde dit met eene tweede bevelhebbersplaats aan boord van de Pelikaan. Nieuwe klagten dwongen drake hem af te zetten, hem gevangen te doen nemen, en hem eindelijk te doen vonnissen door eene Jury, bestaande uit de voornaamste officieren van de expeditie. Schuldig verklaard, werd doughty ter dood veroordeeld; doch drake vergunde hem, om uit de drie volgende straffen te kiezen: hij zou of onthoofd worden, of op een onbewoond eiland afgezet, of naar Engeland gevoerd, om daar gevonnisd te wordend Doughty verkoos het eerste, erkende zijne schuld, verzocht vergiffenis, gebruikte het avondmaal, at met drake, onderging zijne straf, en werd begraven aan den voet der galg, die door magellaan was opgerigt. Zoo verhalen de vrienden van drake. Zijne vijanden strooiden verschillende hem onteerende geruchten uit. Sommigen beschuldigden hem, dat hij doughty aan zijnen naijver had opgeofferd; anderen, dat hij het werktuig zou geweest zijn van leicester, die ontdekkingen vreesde met betrekking tot den dood van den Graaf van Essex. In het Britsche Museum is een Handschrift van francis fletcher, den prediker der expeditie, afgeschreven door john copyers, burger en apotheker van Londen. In dat verhaal schijnt fletcher aan de onschuld van den teregtgestelde te gelooven. Hij verklaart, dat hij in het uur van zijnen dood, verre van zich schuldig te erkennen, plegtig zijne onschuld betuigde, en hij prijst hem daarin hoogelijk om zijne vroomheid. Moet drake dan in de daad als de moordenaar van doughty beschouwd worden? Zijne lofredenaars hadden zich tot dusverre vruchteloos beijverd, om hem in de oogen zijner vijanden te regtvaardigen. Een handschrift in het Britsch Museum verspreidt ook hier eenig licht. Het is eene | |
[pagina 340]
| |
soort van proces-verbaal van de getuigenissen, voor de Jury afgelegd. Zoo de getuigen waarheid spreken, had doughty herhaaldelijk zeer onbetamelijke gesprekken gevoerd. Hij sprak onophoudelijk tegen de matrozen van zijn gezag; dat was, volgens hem, even groot als dat van drake; hij had het regt om te beloonen of te straffen; al zijne benoemingen zouden bij hunne terugkomst bekrachtigd worden. Bij het lezen van deze getuigenissen moet men zeggen, dat drake welligt aan de wet der noodzakelijkheid gehoorzaamde, toen hij doughty liet vonnissen. Stelde hij zich en de zijnen niet aan eenen zekeren ondergang bloot, door zulk een' trouweloozen en geduchten mededinger aan boord te houden? Had hij geen volstrekt en onbetwist gezag noodig op zulk een' langen en gevaarlijken togt? Vreemd verschijnsel daarenboven! Onder de beschuldigers voor de Jury vindt men dienzelfden francis fletcher, die doughty in zijne laatste oogenblikken bijstond, en die later zijne onschuld verkondigde. Deze tegenstrijdigheid laat zich niet verklaren. Een ander handschrift deelt ons nog eene merkwaardige en onbekende bijzonderheid mede. Drake excommuniceerde fletcher. Hij liet dezen aan een zijner voeten knevelen, liet de gcheele manschap op dek komen, en, met gekruiste beenen op eene kist gaande zitten, een paar pantoffels in de hand, zeide hij: ‘Francis fletcher, ik excommuniceer u, ik ban u uit de kerk van God, en ontzet u van alle weldaden en gunsten, die gij van haar hopen kondet, en ik geef u over aan Satan en zijne duivelen.’ Vervolgens verbood hij hem, op straffe des doods, om bij den mast te komen, en zwoer, dat hij in geval van ongehoorzaamheid zou worden opgehangen. Daarenboven liet hij een geschrift op zijnen arm vastmaken, dat hij insgelijks op doodstraffe moest blijven dragen, en waarop men deze woorden las: ‘Francis fletcher, de grootste valsaris, die ooit heeft bestaan.’ Het schip van drake was in Engeland teruggekeerd met eenen ontzettenden buit; het bragt, zeide men, meer dan 25 millioenen schats. Drake en zijne reisgenooten hadden dus niet alleen grooten roem verworven; zij hadden daarenboven 4700 percent gewonnen. Hij, die 100 pond in de onderneming had gestoken, trok bij de terugkomst 4700 pond. Elizabeth aarzelde lang, of zij straffen of vergiffenis schenken zou. Waarschijnlijk deed zij de naauwgezetheid | |
[pagina 341]
| |
van haar geweten niet zwijgen, voordat men haar in de voordeelen liet deelen. Wat haar ook tot dit besluit bragt, zij besloot eindelijk, na vijf maanden dralens, om te vergeven; en hare vergiffenis was vorstelijk. Zij kwam in persoon aan boord van de gouden Ree, om drake tot den adelstand te verheffen, na eenen maaltijd, dien deze haar aanbood, en dien zij aannam. Wat de natie betreft, die noch door staatkundige bedenkingen noch door naauwgezette zedelijkheid werd teruggehouden, zij had opentlijk hare vreugde en hare bewondering getoond. De dichters bezongen om strijd den held van den dag. Holinshed drukte den wensch uit, dat het schip van drake ‘op den top van den toren der St. Paulskerk mogt worden bevestigd, niet als een bouwkunstig sieraad, maar als een gedenkteeken van de grootsche onderneming.’ ‘De zon,’ riep purchas uit, ‘volgde hem op zijnen ganschen togt; men zou gezegd hebben, dat dit uitnemende en Goddelijke licht in zijn gezelschap behagen vond.’ De wensch van holinshed werd niet vervuld. De stad Deptford bewaarde eenige jaren het schip van drake, maar stak het niet op den toren van hare kerk. Toen de verwoestingen van den tijd niet meer waren te keeren, liet zij van de beste planken een spreekgestoelte maken, dat zij aan de Hoogeschool van Oxford ten geschenke zond, en dat nog als eene merkwaardigheid wordt getoond. In 1585 sloot Koningin elizabeth met de Nederlanden een verdrag, dat voor de eerste maal eene opentlijke botsing tusschen Engeland en Spanje te weeg bragt. Bij het vernemen van dit verdrag legde philips II beslag op de Engelsche schepen en koopwaren. In hetzelfde jaar vertrouwde elizabeth het bevel over eene aanzienlijke vloot aan Sir francis drake, en gelastte hem, om den vijand in West-indië afbreuk te doen. Door deze schermutselingen bereidden de beide Vorsten, of liever de beide volken, zich voor tot eenen openbaren oorlog, wiens uitbarsting even dreigende als onvermijdelijk scheen. Voor de eerste maal bevond drake zich thans aan het hoofd van eene koninklijke vloot. Ongelukkig had men in die dagen zoo grooten eerbied voor de schepen, die den Staat toebehoorden, en gaf de Raad zulke stellige bevelen mede, om eene zoo kostbare bezitting niet in gevaar te stellen, dat de Admiraals ze naauwelijks durfden gebruiken. Men had den Graaf van Cumberland op een' van zijne togten zien weigeren, om van een landsschip ge- | |
[pagina 342]
| |
bruik te maken, en zich zien inschepen op een' koopvaarder. Daarenboven had drake aan boord een' officier van het leger, den Luitenant-Generaal carlisle, die, indien geen grooter, althans een gelijk gezag oefende als hij. Intusschen, ofschoon tusschen de beide bevelhebbers de beste verstandhouding bestond, zoo had deze expeditie toch niet die uitkomsten, welke men er van wachten mogt. Daarbij ging men op eene wijze te werk, strijdig met de wetten der zedelijkheid en van het volkenregt. Te St. Domingo eischte men eenen losprijs voor de stad; en toen de inwoners zich tragelijk aan de harde voorwaarden onderwierpen, stak men elken morgen de voorsteden in brand. Men had groote moeite om ze te vernielen; want het waren meest steenen gebouwen met groote pakzolders. Te Carthagena dezelfde eisch, dezelfde weigering, dezelfde handelwijze! Zoo lang de gevorderde losprijs niet was betaald, stak drake de stad huis voor huis in brand. De Hemel kwam de Spanjaarden te hulp. De verschrikkelijke calenture, de gele koorts van onze dagen, wreekte hen op hunne roofgierige vijanden. De reis had slechts twee uitkomsten, die eene eervolle melding verdienen. Drake en carlisle bragten den Gouverneur lane en het overschot der volkplanting in Engeland terug, welke Sir walter raleigh naar Virginie had gestuurd, en die daar zulk een rampzalig lot had ondervonden. Tevens bragten zij eene Indische plant mede, die bestemd was, om eene geheele hervorming te veroorzaken in de gewoonten der beschaafde wereld - den tabak. De tijd naderde intusschen, waarop Sir francis drake het toppunt van zijne grootheid en van zijnen roem zou bereiken. De oorlog tusschen Spanje en Engeland was uitgebarsten. Philips II rustte de onverwinnelijke vloot uit. Elizabeth maakte zich gereed, om den geduchten aanval af te weren. In Spanje werd de beraamde onderneming beschouwd als een kruistogt tegen de onwaardigste vijanden des geloofs; in Engeland gold het de handhaving der bedreigde nationaliteit. De sterkste gewaarwordingen, Godsdiensthaat en vaderlandsliefde, bezielden de strijdende volken. Reeds in April 1587 kreeg drake in last, om met eene vloot in persoon de toebereidselen in oogenschouw te gaan nemen, welke philips II in de havens van Spanje en Portugal maakte, en alle toezendingen van troepen, levensmiddelen of krijgsbehoeften te onderscheppen, welke de Hertog van | |
[pagina 343]
| |
Parma uit de Nederlanden mogt beproeven; om op de westkust van Spanje en Portugal dood en verderf te brengen, en alle schepen, beladen met levensmiddelen of krijgsbehoeften, te vernietigen, welke hij op zee mogt ontmoeten, of zelfs ze in de havens aan te tasten. Deze vloot bestond uit vijf schepen der Engelsche marine en uit twintig vaartuigen, door Londensche reeders uitgerust. Deze twintig schepen, voor welke de oorlog slechts eene speculatie was, moesten voor het doel der expeditie, dat vlugheid en kracht vorderde, vrij hinderlijk zijn. De groote dingen, welke drake met deze vloot verrigtte, behooren tot de geschiedenis van Europa; wij zullen ze niet herhalen. Hij toonde, wat bekwaamheid, tegenwoordigheid van geest en stoutmoedigheid, in één man vereenigd, vermogen. Eens kwam hij onverwachts in de haven van Cadix, en ondanks de overmagt des vijands, ondanks het vuur der batterijen op den wal, overmeesterde, verbrandde en boorde hij in den grond meer dan zestig vaartuigen, waarvan zes of zeven van duizend ton, met allerlei voorraad beladen voor de Armada. Na dit schitterend heldenfeit zeilde hij de kusten langs, en vermeesterde, wat hem ontmoette. Eindelijk had hij het geluk, om bij zijnen terugtogt een' laatsten slag te slaan, die even veel vreugde aan de reeders veroorzaakte, als de vernieling van de vloot van Cadix aan de Koningin had gedaan. Hij vermeesterde de Portugesche caraque San Philippo, het eerste schip, beladen met de rijkdommen van Oostindië, dat in eene Engelsche haven werd opgebragt, en eene der kostbaarste ladingen, die ooit de Engelsche kaapvaart verrijkten. De Spanjaarden waren genoodzaakt, hun plan tot het volgende jaar te verschuiven.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|