hij, al was hij dan ook dronken, (hetgeen hij dagelijks was) toch zoo regt als een kaars te paard zat, als hij door de stad reed (dat hij mede dagelijks deed.) Dezen man nu deed de oude frits bij zich ontbieden en sprak hem letterlijk in dezer voege aan: ‘Ramin, je bent een ezel, en de droes mag je policie halen! Nooit of nimmer krijg ik iets door haar te weten. Kan je dan geen exempel nemen aan de Fransche policie? Die weet alles; maar jij, een aartsdomkop ben je!’ De Heer von ramin antwoordde: ‘Met uw genadig verlof, uwe Majesteit, ik kan ook wel zulk eene policie inrigten als de Luitenant te Parijs; maar het zal nog al iets kosten.’ - ‘En wat zal het dan wel kosten?’ - ‘De regtschapenheid der natie, uwe Majesteit! De vader zal den zoon, de broeder de zuster, de vrouw haren man verraden en verkoopen.’ - Toen antwoordde de oude frits, die toch alles behalve sentimenteel was: ‘Ik wil liever eene slechte policie hebben dan een slecht volk; liever domheid dan schurkerij. Ga, ramin; en, hoort ge, geene geheime policie!’