| |
| |
| |
Saphira.
(Vervolg en slot van bl. 154.)
Korten tijd te voren had de Porte, onder een of ander nietsbeteekenend voorwendsel, eenen zeer rijken raya, kala-georgy geheeten, doen ombrengen, een' der leveranciers voor de Turksche vloot en voor aanzienlijke sommen schuldeischer van den staat; eene omstandigheid, die waarschijnlijk niet weinig toebragt tot zijnen val, daar de divan altijd zich zeer gereed heeft betoond, om op deze wijze zijne schulden te betalen. De ongelukkige leverancier had eenen eenigen zoon, panagioti geheeten en omstreeks twintig jaren oud, die zijn behoud enkel verschuldigd was aan het medelijden van den tchaouch of bode, die het noodlottige bevel moest ten uitvoer brengen. Toen deze man verscheen met den last, dat kala-georgy zich naar den Grootvizier moest begeven, wilde deze, die ongesteld was en vermoedde, dat de zaak slechts eenige gelden betrof, op wier betaling hij meermalen had aangedrongen, zich door zijnen zoon doen vervangen, maar de tchaouch wilde het niet toelaten. Zij bereikten het zeestrand, en panagioti maakte zich gereed, om zijnen vader te vergezellen; doch de bode verzettede zich daartegen op nieuw. Hij deed den grijsaard alleen de boot bestijgen, en zeide fluisterend tegen den jongen man: ‘Uw vader keert niet terug, maar ik heb medelijden met uwe jeugd. Vlugt schielijk of verberg u, en maak, dat men u vergeet!’ Bij deze woorden stond panagioti als van den donder getroffen; en was nog niet van zijne ontsteltenis bekomen, toen de boot reeds verre van den wal was verwijderd. Dergelijke trekken van menschlievendheid, wij mogen het niet onopgemerkt laten, waren in die dagen niet zeldzaam. Panagioti had niets dringenders te doen, dan voor zijne eigene veiligheid te zorgen. IJlings keerde hij naar zijne woning terug, pakte eenige kostbaarheden bijeen, trok het kleed van eenen eenvoudigen
arbeidsman aan, en zocht eene schuilplaats op, totdat hij gelegenheid zou vinden, om te vlugten. Sedert eenige dagen was hij bij vader jonas, den ouden vriend der familie, verborgen.
Aan hem wilde de priester het lot van saphira toevertrouwen. Hij zocht hem op en sprak hem aldus aan: ‘Mijn
| |
| |
zoon, de Heer heeft u zwaar beproefd; maar zijne goedheid heeft uw leven gespaard, en gij moet uwe dankbaarheid betoonen, door een ongelukkig meisje te helpen redden. Gij moet u spoeden, om uwe beulen te ontvlieden; maar de hemel zendt u eene reisgezellin, die tevens uwe levensgezellin moet zijn.’ Hij verhaalde hem daarop al het gebeurde, en verklaarde, dat er voor de ongelukkige saphira geen ander redmiddel bestond, dan het graf, maar een kortstondig graf, en dat haar weldra aan het leven moest terugschenken, indien de uitkomst hunne verwachting niet logenstrafte, terwijl hij er bijvoegde, dat hij hem tot haren beschermer en echtgenoot gekozen had. Te Konstantinopel, waar de Oostersche zeden ook onder de Christen-bevolking heerschen, is niets gewoner, dan een huwelijk tusschen personen, die elkander niet kennen. De wederzijdsche familiën regelen alles, en de echtgenooten zien elkander dikwijls eerst voor het altaar. Panagioti aarzelde niet. Hij gaf gehoor aan de smeekingen van sotiris, en de grijsaard had slechts tranen, om den toekomstigen redder zijner dochter te danken.
Vader jonas kende eenen zeer bekwamen artsenijmenger te Pera, en ook hij verstond zich eenigzins op de geneeskunst. Zonder argwaan te wekken, kon hij zich naar zijnen vriend begeven, van wien hij na eenige uren terugkwam, voorzien van een krachtig slaapmiddel. Daar het leven van meer dan één mensch in de zaak betrokken was, zag vader jonas, om iedere vergissing te voorkomen, zich genoodzaakt, om het geheele geheim aan zijnen vriend te openbaren.
Nu bleef nog overig, om de toestemming der moeder en der heldin zelve te verkrijgen. Sotiris, die zijne dochter kende, twijfelde aan haren moed niet, maar hij vreesde, dat de moederlijke liefde zou terugdeinzen voor eene proef, die noodlottig kon afloopen. Bij zijne terugkomst uit Pera begaf vader jonas zich terstond naar de woning van sotiris; hij had zich met de moeijelijke taak belast, om de ongelukkige moeder voor te bereiden. Tegen zijne verwachting vond hij haar ter toestemming gereed; zelve verkeerde zij reeds in groote onrust over hare dochter. De raya's leefden in die dagen in gedurigen angst, die zich vereenigde met eene soort van gelatenheid, die hen gereed deed zijn, om alles, zelfs den dood te verduren. Sedert lang hadden
| |
| |
zij zich gewend aan het denkbeeld van eene geheele uitroeijing van hun geslacht, hetzij op bevel der regering, hetzij ten gevolge van eenen opstand van het Turksche gemeen. Allen wisten, dat onder soortgelijke omstandigheden vroeger een dusdanige maatregel in den divan was overwogen. Ieder Christen, die de middelen bezat, om Konstantinopel te verlaten, maakte daarvan gebruik; maar die gelegenheden werden zeldzamer en bezwaarlijker; de poorten der stad werden zorgvuldig bewaakt en de schepen naauwkeurig doorzocht. Slechts voor groote sommen liet nu en dan een schipper zich overhalen, om eenen vlugteling aan boord te nemen; want bij ontdekking liep hij gevaar van met zijne manschap aan de ra van zijn eigen schip te worden opgeknoopt. Doch, wij herhalen het, de heerschende gemoedsgesteldheid bij de Grieken was toen lijdelijke onderwerping; en gelukkig, dat dit zoo was; want de minste tegenstand had ongetwijfeld eene hevige botsing en misschien eenen algemeenen moord der Christelijke bevolking ten gevolge gehad. Ook de echtgenoote van sotiris had in gedurigen angst geleefd, en met de wanhoop in het hart onderwierp zij zich aan alles. Sotiris slaagde er nog gemakkelijker in, om saphira te overreden, die zonder aarzelen verklaarde, dat zij liever levend wilde begraven worden, dan den woesten osman in handen te vallen.
In den avond van dien dag liet men het gerucht verbreiden, dat saphira plotseling ernstig ziek was geworden, en sotiris, zijn huis uitgaande en met geveinsden schrik den eersten Turk aansprekende, dien hij ontmoette, smeekte dezen, om hem voor geld en goede woorden naar Pera te vergezellen, om hulp te halen. Zij keerden tegen middernacht terug, en bragten den artsenijmenger mede, die het slaapmiddel had bezorgd. In het huis heerschte groote onrust, en reeds was osman van het geval verwittigd. Hij zag den volgenden morgen den grijsaard verschijnen, die hem met eene uitdrukking van groote droefheid aankondigde, dat saphira, ten gevolge van hun gesprek, eerst van schrik was flaauw geworden en daarna plotseling door eene hevige ziekte was aangetast. Sotiris smeekte den zabit ootmoedig, om geduld te hebben met zijne dochter, die, zeide hij, nimmer mannen en vooral geene gewapende mannen had gezien, en beloofde hem, dat hij haar, zoodra zij hersteld was, wel zou weten te doen gehoorzamen. Hij speelde zijne
| |
| |
rol zoo goed, dat osman, ondanks zijne gewone achterdocht, er door bedrogen werd. Hij verwaardigde zich zelfs, den grijsaard eenige woorden van troost toe te spreken, berispte hem over zijne voorbarigheid, en beval hem, aan zijne dochter te zeggen, dat hij in zijnen harem nooit wapenen droeg, dat zij er gelukkig zou leven in den schoot van weelde en vermaak.
De grijsaard kon ter naauwernood zijne vreugde bedwingen. Intusschen die vreugde werd al spoedig verminderd door de ontrustende tijding, dat osman, ten bewijze van zijne belangstelling in zijne toekomstige echtgenoote, hem eenen emir zou zenden, beroemd om zijne kunst van bezweringen en om zijne bekwaamheid in het genezen van allerlei kwalen. Het was een van die kwakzalvers, die, voorgevende in regte lijn van den Profeet af te stammen, op dien grond, op kosten der moskéën, worden onderhouden, en zich het uitsluitende regt aanmatigen, om de geloovigen in hunne ziekten te behandelen. Sotiris begreep, dat eene weigering argwaan zou kunnen wekken, en achtte daarom best, om zich zeer dankbaar te betoonen en op eene spoedige vervulling der belofte aan te dringen.
Hij haastte zich, om zijne huisgenooten dit te berigten en de noodige maatregelen te nemen. Weldra was alles voor de komst van den emir gereed, die zich ook niet lang liet wachten. Eene enkele lamp, geplaatst voor het beeld der Panagia, verlichtte flaauwelijk het vertrek, waar saphira op haar leger lag uitgestrekt, het gelaat bedekt met eene door kunst aangebragte bleekheid, en door hare huisgenooten omringd; voor haar bed stond vader jonas en las gebeden. Het gezigt van deze godsdienstige toebereidselen scheen eenen onaangenamen indruk op den emir te maken, gelijk men dit ook had verwacht. Overigens is het geene ongewone zaak, dat de emirs en dervischen, die bij zieken worden geroepen, daar eenen Griekschen papas ontmoeten. Men ziet meermalen de Muzelmannen zich in het geheim tot de Christelijke priesters wenden, om hun den bijstand hunner gebeden te vragen. Zoo ontbood selim III zelf op zekeren dag den Griekschen patriarch van Konstantinopel, en dwong hem, om zijne gebeden op te zeggen bij het ziekbed van eene begunstigde Sultane.
Intusschen, op verzoek van den emir, werd het beeld met eenen sluijer bedekt, en de priester verwijderd; de afstam- | |
| |
meling van den Profeet begon daarop zijne behandeling met eenige zacht gesprokene tooverwoorden; daarop streek hij met de vlakke regterhand langs de slapen en het voorhoofd van saphira, en verdubbelde zijne bezweringen, die den onreinen geest, die in haar moest gevaren zijn, moesten uitdrijven; hij besloot zijne kunstbewerking met haar driemalen eenige geheimzinnige woorden in het oor te fluisteren. Hij ontving hierop van sotiris een paar roubié (goudstukjes van ongeveer 25 stuivers waarde), sprak vriendelijk zijn: Bereket versyn, (dat overvloed bij u wone!) en spoedde zich henen, om osman aan te kondigen, dat de jonge ongeloovige door eene zware ziekte aangetast scheen, en dat zij, indien haar dood in het boek des noodlots stond geschreven, onvermijdelijk zon moeten bezwijken. Bij deze troostelijke verzekering voegde hij nog de vermaning, dat de effendi verkeerd zou doen met zich daarover zwaar te bekommeren, daar het eene groote zonde was voor een vroom Muzelman, om eene echtgenoote te kiezen onder de giaours. Wij moeten hierbij opmerken, dat het, ofschoon dergelijke verbindtenissen door de strenge Mahomedanen altijd sterk zijn afgekeurd, en ofschoon de Profeet de geloovigen heeft verboden, om zich door de aanraking van ongeloovige vrouwen te bezoedelen, vrij algemeen onder de Turken is, om Christinnen of zelfs Jodinnen te huwen, of althans met deze te leven.
Intusschen hield het huisgezin van sotiris zich bezig met de laatste hand te leggen aan het werk, dat zoo gelukkig was begonnen. Vader jonas nam het jonge meisje de biecht af, en had met haar een laatst gesprek. Hij verzekerde haar nogmaals, dat de zorgvuldigste maatregelen waren beraamd, en de kracht van het slaapmiddel naauwkeurig was berekend, en dat zij herlevende terstond naar eene veilige plaats zou worden gevoerd, waar zij voor alle vervolging zeker zou zijn. Hij ontveinsde haar echter de mogelijkheid niet van eene noodlottige uitkomst, die, hunne hoop bedriegende, haren slaap in den dood kon doen eindigen. Ook meende hij haar nogmaals te moeten zeggen, dat zij het nog in hare keuze had, om òf de vrouw of liever de slavin van osman te worden, òf de gevaarlijke proef te wagen.
‘Mijn vader,’ hernam saphira, ‘die Turk boezemt mij dieper afschrik in, dan de dood zelf; en zoo de Heer mij nu reeds tot zich roept, zal ik ten minste sterven, omringd van
| |
| |
mijne bloedverwanten, en begraven worden in heilige aarde, gelukkiger dan zoo vele Turksche vrouwen, wier leven in de golven van den Bosphorus eindigt. Ik ben besloten, en de wil des hemels geschiede!’ Tevens wilde zij zich met eene gelofte verbinden, om, in geval het der Voorzienigheid behaagde haar leven te sparen, van de wereld afstand te doen, en in een klooster te gaan. Doch de goede priester verzette zich daartegen en zeide haar, dat de hemel anders over haar besloten had, dat zij bestemd was eenen echtgenoot te volgen, die harer geheel waardig was, en dat zij dus niet altijd van hare familie zou gescheiden blijven.
Saphira wenschte uit de handen harer moeder den beker te ontvangen, waarin het slaapmiddel was gegoten. Doch in dat beslissende oogenblik voelde de ongelukkige vrouw haren moed bezwijken, en met eene stem, door snikken gesmoord, wendde zij zich tot haren echtgenoot en tot vader jonas, en eischte van hen, dat zij als in de tegenwoordigheid van God haar zouden verzekeren, dat zij haar niet bedrogen, dat het geen vergift was, hetwelk zij haar dwongen aan hare dochter te geven. De dringende beden van saphira waren noodig, om haren tegenstand te overwinnen. Het jonge meisje zwolg eindelijk, onder het maken van het teeken des kruises, den angstwekkenden drank in. Zij onderhield zich nog eenigen tijd met hen, die haar omgaven, verzocht voor de laatste maal den zegen harer ouders, en viel eindelijk in eenen diepen slaap. Terstond maakte men eenen aanvang met de statige plegtigheden, bij de Grieksche kerk aan het sterfbed der geloovigen in gebruik, en die voortduren, totdat het ligchaam ter aarde is besteld. Al de omstanders stortten bittere tranen, en de ouders zelve van saphira, die alleen in het geheim waren, maar die door de algemeene droefheid diep werden bewogen, beschreiden hunne geliefde dochter reeds als dood, terwijl zij daar bewegingloos voor hen uitgestrekt lag.
Den volgenden dag, kort vóór het ondergaan der zon, kwam er eene zeer eenvoudige lijkstaatsie uit de woning van sotiris. Op de opene lijkbaar zag men, naar Grieksch gebruik, de schoone saphira, in het wit gekleed en het hoofd met witte rozen bekranst als eene jonge bruid, die naar haren bruidegom gaat. Haar strak en doodsbleek, maar nog altijd schoon gelaat, had die kalme en ernstige uitdrukking, welke de dood doorgaans geeft aan de jeugd en de
| |
| |
onschuld. Eene talrijke menigte volgde den lijkstoet; want saphira werd door allen bemind, en het spoedig verbreide gerucht van de oorzaken van haren dood, die aan de vervolgingen van osman werd toegeschreven, verhoogde nog de belangstelling. Hier en daar zagen Turksche soldaten hen met een norsch gelaat voorbijtrekken; want osman, verschrikt door de onverwachte tijding, had zich in zijn paleis opgesloten, en had stellig verboden de plegtigheid te storen.
Het kerkhof van Kourou-Tchesmé is vlak bij de kerk. Sotiris, door den geneesheer bijgestaan, sloot zelf de kist. In Turkije worden de graven ten hoogste een paar voet onder den grond gemaakt, en daardoor was het mogelijk, om hier en daar openingen te laten, waardoor de lucht tot de kist kon doordringen. De koster, die tevens doodgraver was, werd in het geheim genomen.
Wij moeten nu terugkeeren tot den jongen kala-georgy. Terwijl men aldus met de begrafenis van zijne toekomstige echtgenoote bezig was, zocht hij middelen op, om hunne vlugt te verzekeren. Doch hiertoe had hij vreemde hulp noodig. Gelukkig kon hij rekenen op de genegenheid en trouw van twee Janitzaren, die vroeger in zijns vaders huis hadden gediend. Bij het begin der vervolgingen hadden zij hunnen ouden meester opgezocht en hem hunne hulp aangeboden, om te vlugten of om zich te verbergen. Doch de grijsaard had dit geweigerd, omdat zijne meeste bezitting in handen was van den Tersane-emini of intendant der marine, op wiens welwillendheid bij volkomen vertrouwde. De ongelukkige dacht weinig, dat juist deze de man was, die hem op de lijst der veroordeelden had gebragt. Het is opmerkelijk, dat de eerste slagtoffers juist diegenen waren, welke op de bescherming van dezen of genen der Turksche grooten vertrouwden, en dat daarentegen een aantal Christenen hun behoud slechts verschuldigd waren aan den bijstand der Janitzaren, met welke zij vroeger in vriendschappelijke betrekkingen hadden gestaan; want, het moet gezegd worden, dankbaarheid voor genotene weldaden en eene soort van ridderlijke trouw behoorden tot de karakteristieke trekken dezer krijgslieden, wier ondergang later volgde. Doch in den tijd, waarvan wij spreken, was de bescherming van eenen Janitzaar van groot gewigt, van wege de banden van broederschap, die het geheele, toen nog zeer geduchte, korps verbonden. Schoon zij niet mag- | |
| |
tig genoeg waren, om eenen raya voor de wraak der Porte te beveiligen, wisten zij hem toch te beschermen tegen de beleedigingen van het gemeen in de straten van Konstantinopel.
Panagioti zocht oogenblikkelijk de beide Janitzaren op. In een hoogsteenvoudig gewaad vermomd, begaf hij zich naar het koffijhuis, waar zij zich gewoonlijk bevonden, en waar hij ze ook gelukkig aantrof. Uit vrees van achterdocht te wekken, durfde hij hen niet in tegenwoordigheid van getuigen aanspreken; maar een hunner hem, ondanks zijne vermomming, herkennende, gaf hem door teekenen te kennen, dat hij hem buiten het huis zou opzoeken. Hij trad daartoe eenen naburigen winkel binnen, kocht eenige kleinigheden, en belastte den jongeling, om hem daarmede te volgen. Toen zij op eene afgezonderde plaats waren gekomen, begon de Janitzaar panagioti over den dood zijns vaders te troosten met de leer van het noodlot, ofschoon hij er te gelijker tijd bijvoegde, dat hij zich had kunnen redden, zoo hij naar goeden raad had geluisterd.
‘Mijn waardige effendi,’ antwoordde panagioti, ‘ik kom thans uwe hulp voor mijzelven inroepen; want ook ik ben verloren, zoo gij mij niet wilt redden. Sedert korten tijd gehuwd, had ik voor mijne vrouw in de voorstad Kourou-Tchesmé, zoo ik meende, eene veilige schuilplaats gevonden. Maar de zabit osman heeft haar gezien, en hij heeft gezworen mij te dooden en haar te ontvoeren.’
Deli-osman was niet bemind bij de Janitzaren. En ook deze Janitzaar vermaande panagioti, om goeds moeds te zijn en op hem te rekenen. Panagioti zeide hem hierop, dat hij besloten had, om den volgenden nacht te vlugten op het eerste schip, dat hij kon bereiken. Uit voorzigtigheid gaf hij geene verdere ophelderingen. De Janitzaar geleidde daarop zijnen beschermeling naar het kwartier, waar zijne krijgsmakkers hun verblijf hielden. Daar riep hij eenige vertrouwde vrienden bijeen, en de zaak werd in het geheim besproken. Na eene korte beraadslaging boden tien hunner zich aan, om hunnen makker, dien zij hunnen welbeminden kardach (broeder) noemden, bij te staan in elke onderneming. Panagioti, die de Turken kende, en die wist, dat het nimmer kwaad kon, om hunnen ijver door het aanbod van eenen pechkech of baktchich aan te vuren, sprak hen met deze woorden aan: ‘Effendi's, mijn fortuin, gelijk
| |
| |
gij weet, is geheel verbeurd verklaard, en mij blijft niets overig, dan deze beurs en de honderd mahmoudis, die daarin zijn. Weest zoo goed, en neemt de helft daarvan aan, en de rest zal strekken, om voor mij en mijne vrouw den overtogt te betalen en ons te onderhouden, tot dat ik, inchallah! (zoo het God behage!) na het schikken van mijne zaak, te Stamboul kan terugkeeren. En dan zal ik u mijne dankbaarheid ruimer betoonen.’
Deze woorden maakten eenen goeden indruk op de Janitzaren. Zij poogden den giaour gerust te stellen, en maakten de noodige toebereidselen, om de zaak in dien eigen nacht ten uitvoer te brengen.
Intusschen alles hing af van de uitwerking van het slaapmiddel, dat aan saphira was toegediend. Volgens de berekening van den geneesheer moest het niet langer dan achttien of twintig uren werken. Toen de avonddienst geeindigd was, had vader jonas, uit voorzorg, de kerk niet verlaten. Hij zag weldra panagioti verschijnen, die de blijde tijding bragt, dat alles in orde was, en dat tegen middernacht eene kleine boot, gevoerd door de getrouwe Janitzaren, hem in de nabijheid van de begraafplaats zoude wachten, om hem en zijne gezellin aan boord te brengen van een vreemd schip, dat gereed lag om te vertrekken. Hierbij moest het geluk hen evenwel nog zeer behulpzaam zijn; want daar geen raya Konstantinopel mogt verlaten, zou niemand bij dag een dergelijk schip hebben durven naderen.
Zoodra het duister was, begaven vader jonas, panagioti en de koster zich naar het kerkhof, haalden de kist uit het graf en bragten haar in de kerk. Sotiris zelf was er niet bij tegenwoordig; de priester had gebiedend gevorderd, dat hij niet uit zoude gaan, opdat niet de opgewekte argwaan in het beslissende oogenblik alles zoude bederven. Toen aanschouwde panagioti voor het eerst haar, die men hem tot echtgenoote had bestemd. Saphira, op hare lijkbaar uitgestrekt, bewegingloos en witter, dan de rozen, die haar bedekten, had in dezen oogenblik iets van bovenaardsche schoonheid. Een vreemd gevoel maakte zich van de ziel des jongen mans meester; hij knielde voor haar neder, kuste hare koude hand, en zwoer in zijn hart haar te redden, of met haar te sterven. Intusschen was de tijd, door den geneesheer bepaald, reeds voorbij, en geen teeken kondigde
| |
| |
nog aan, dat het ligchaam niet onbezield weder in het graf zou moeten worden nedergelaten, waaruit men het vóór een oogenblik had weggehaald. Geweldige wrijvingen, krachtig prikkelende middelen, alles werd door vader jonas beproefd; maar te vergeefs! Saphira keerde niet tot bewustzijn weder.
Wij zullen niet beproeven, om de wanhoop te beschrijven, die zich van de ziel dezer mannen meester maakte bij het zien van het vruchtelooze hunner pogingen. Eindelijk hief vader jonas zijne oogen vol tranen ten hemel en zeide: ‘Het heeft den Heere behaagd, om ons voor onze vermetelheid te straffen; zij is dood.’
‘Dood of levend,’ riep panagioti buiten zichzelven, ‘zij behoort mij, en niemand zal mij van haar scheiden.’ En met eene krachtige hand greep hij het ligchaam en vatte het in zijne armen.
‘Houd op!’ riep op eens de grijsaard, ‘de naam des Almagtigen zij geprezen! Zij leeft nog!’
En in de daad, eene naauwelijks merkbare trilling kondigde op dit oogenblik het weder ontwaken des levens aan, dat, door den hevigen schok gewekt, over de werking van het sterke slaapmiddel zegevierde. Weldra zag men haren tot dusverre onbewegelijken en verstijfden boezem door eenige zuchten rijzen en dalen. Saphira opende de oogen; maar de duisterheid van de plaats en de onzekere herinneringen van de sombere toebereidselen, die zij bij haar insluimeren had aanschouwd, deden haar eenige oogenblikken aan de wezentlijkheid van haar bestaan twijfelen. Eindelijk sprak zij met eene zwakke stem deze woorden: ‘Mijne moeder, mijne moeder, waar zijt gij?’
‘Uwe moeder is hier niet,’ antwoordde haar de priester zachtkens. ‘Ik ben het, vader jonas, die bij u sta.’
Saphira herkende de stem van den grijsaard, en hare gedachten, tot dusverre beneveld, werden eensklaps helder. Vader jonas hielp haar zich oprigten en vermaande haar, om zich door een kort gebed te versterken. Maar het eerste gevoel van het jonge meisje was een gevoel van droefheid. Zij gevoelde terstond, dat zij wees was geworden, en riep de Heilige Maagd als hare eenige beschermster aan. De priester herinnerde haar intusschen, dat de oogenblikken kostbaar waren, en dat zij den nacht moest gebruiken om te vlugten.
| |
| |
‘Vlugten?’ vroeg zij. ‘Maar waarheen en met wien?’
‘Met mij!’ zeide panagioti, dien zij tot dusverre niet gezien had, ‘met mij, uw beschermer en uw vriend. Ik zal u vergezellen en u met mijn leven beschermen.’
Saphira wierp zich met eene instinktmatige opwelling in zijne armen; deze twee jeugdige harten hadden elkander verstaan. De priester haastte zich, om hunne verbindtenis in te zegenen. In het Oosten worden de huwelijken altijd bij het daglicht gesloten. Maar hier, die eeden, bij het schijnsel eener lamp uitgesproken, zonder andere getuigen, dan God, die ze hoorde, die jonge vrouw, nog bedekt met het doodskleed, de vreeselijke onzekerheid van de toekomst, alles gaf aan de plegtigheid iets geheimzinnigs en indrukwekkends, en deed denken aan de vereenigingen der vroegste Christenen, die dikwijls van het altaar naar de strafplaats werden gesleept. De priester zelf voelde zich door eenen onuitsprekelijken angst bevangen. Maar de jeugdige echtelingen waren bedaard, en, op elkander leunende, wisselden zij met vreugde de heilige geloften, tot alles, zelfs tot den dood bereid, zoo die hen slechts vereenigd mogt treffen.
Saphira trok nu spoedig de kleeding van eenen jongen Turk aan, verborg hare lange haren onder eenen zwarten tulband, en wierp eenen ruimen mantel van dezelfde kleur over hare schouders. Na een smartelijk afscheid van vader jonas, die hen met tranen zijnen zegen gaf, vertrokken de jeugdige echtgenooten naar den zeekant langs eenen weg, dien panagioti vooraf zorgvuldig had onderzocht.
De grootste stilte heerschte in het rond, en werd enkel van tijd tot tijd gestoord door het verwijderde geluid van gelach en gezang, dat uit een koffijhuis kwam, waar eenige Turken zich vermaakten. In gewone tijden zou zulk eene nachtelijke ongeregeldheid weldra door de policie van Stamboul zijn verboden, en de bostandji-bacha, of Gouverneur der stad, wiens sloep elken nacht langs de kusten vaart, zou niet hebben geduld, dat een koffijhuis zoo laat openbleef, of zelfs dat een gezelschap van bijzondere personen zoo lang bijeen was. In dergelijke gevallen, zoodra hij ergens licht zag door de reten der jalouziën, gingen zijne ambtenaren luisteren, en als zij van binnen gerucht hoorden, klopten zij aan en herinnerden de bewoners, dat het tijd van slapen was, of zij lieten zich de deur openen en namen de ongehoorzamen gevangen en veroordeelden hen tot zware boeten.
| |
| |
Doch de regering wist wel, dat de raya's tegenwoordig geene partijen hielden, en wat de Turken betreft, het ware welligt gevaarlijk geweest, om zich tegen hen al te streng te betoonen. Overigens werd dit verwijderde gerucht veroorzaakt door de Janitzaren van panagioti, die hem wachtende waren in een koffijhuis, waar zij zich met eenige Turksche soldaten aan luidruchtige vreugde overgaven. Zij waren intusschen op hunne hoede, besloten, om bij het minste onraad hunnen beschermeling te hulp te snellen en, zoo noodig, zelfs met geweld te bevrijden.
De vlugtelingen bereikten gelukkig den oever, waar zij het bootje vonden, door drie andere Janitzaren bewaakt, die hen half slapende verwachtten. Het weder was schoon, en de zee effen; zij begonnen met kracht te roeijen, en kwamen weldra in de nabijheid van het koffijhuis, waar intusschen het rumoer meer en meer was toegenomen. De Janitzaren naderden zoo digt mogelijk den oever, en riepen hunne makkers toe, dat het tijd was om zee te kiezen. Doch op dit oogenblik had er in het koffijhuis eene geweldige losbarsting plaats, de deuren en vensters vlogen in stukken, en een twintigtal Turken met de sabel in de hand snelden op den oever, en begonnen met elkander een woedend gevecht, van tijd tot tijd enkel verlicht door het flikkeren van hunne geweerschoten. Bij dit gezigt konden de drie Janitzaren zich niet langer bedwingen; en ondanks de gebeden van panagioti, grepen zij hunne wapenen, sprongen aan land en snelden hunne makkers te hulp. Men stelle zich den toestaud der ongelukkige vlugtelingen voor! Het was intusschen noodzakelijk een besluit te nemen. Met ieder oogenblik kon osman met zijne wacht verschijnen, en dan waren zij reddeloos verloren. Panagioti aarzelde niet; hij greep de riemen, stak van den wal af, en weldra verdween de boot in de duisterheid van den nacht.
Eenige dagen waren verloopen; de ouders van saphira, die geene tijding hadden ontvangen en alleen den bloedigen twist van dien nacht hadden vernomen, verkeerden in den doodelijksten angst. Eindelijk kwam er op zekeren morgen vroeg een bedelaar aan de deur van sotiris, en verzocht om den heer des huizes in het geheim te mogen spreken. Zoodra hij met dezen alleen was, gaf hij hem een stukje wit papier, dat hij in zijne havelooze kleeding had verborgen, en hetwelk een onbekende aan het paleis van de En- | |
| |
gelsche ambassade hem ter bezorging had toevertrouwd. De grijsaard begaf zich schielijk naar vader jonas, wien hij het papier toonde en om inlichting vroeg.
‘Wij zullen zien,’ antwoordde de oude priester. Hij bekeek daarop het geheimzinnige papier met aandacht, en hield het voor het vuur. Weldra zagen zij eenige roode letteren te voorschijn komen, die zij na eenige vruchtelooze pogingen leerden onteijferen. Het was, gelijk men begrijpt, een brief van panagioti, en de inhoud was gunstig. De vlugtelingen bevonden zich in veiligheid aan boord van een Ionisch vaartuig, dat binnen weinige uren de ankers zou ligten. De jonge man had het gewaagd aan wal te gaan, ten einde saphira's betrekkingen gerust te stellen. Zijn brief behelsde het volgende. De vlugtelingen hadden een Corfiotisch schip bereikt en waren door de schepelingen opgenomen. De kapitein had terstond hunne boot vernietigd, en vervolgens midden in het graan, waaruit de lading bestond, eene schuilplaats laten maken, waarin twee personen zich konden verbergen. In dat donkere hok had saphira reeds drie dagen doorgebragt, en was derhalve enkel van graf veranderd. Het was intusschen een veilige schuilhoek; want men zou de geheele lading hebben moeten omwoelen, om dien te vinden, hetgeen niet ligt zou gebeuren.
Wij zullen niet beproeven, om de vreugde van den grijsaard te schilderen, die zich in overvloedige tranen en stille gebeden lucht gaf. Eene maand later kwam een tweede brief hen geheel gerust stellen. Bij het doorvaren van de Dardanellen hadden de vlugtelingen een laatste gevaar te trotseren. Het schip werd streng doorzocht, maar gelukkig werd niets ontdekt, en de echtgenooten ademden weldra vrijer in de Grieksche wateren. Zij gingen over op een van die schepen van Hydra, die, onder de vlag des kruises varende, de schrik der Muzelmannen waren. Zij landden op een der eilanden van den Archipel, waar zij zich vestigden. Doch toen het gevaar voorbij was, bezweken de krachten van saphira, die tot dusverre door haren moed waren staande gehouden. Zij werd gevaarlijk ziek, en meende in het ijlen der koorts gedurig lijkzangen te hooren en het houweel van den doodgraver boven haar hoofd te vernemen. Haar leven werd gered, maar hare gezondheid herstelde zich niet volkomen. Schoon zij in haar huwelijk zeer voorspoedig was, en twee malen moeder werd, bleef haar eene onover- | |
| |
winnelijke droefgeestigheid bij, hoewel zij haren echtgenoot door hare liefde gelukkig maakte. |
|