Gedachten over het geluk.
Het Geluk is slechts een wensch.
Naar gelange zij zich op aarde daarin bedrogen vindt, wordt de behoefte van Geluk voor de godvruchtige ziel eene onbestemde aandrift, een heimelijk voorgevoel, een zeker onderpand des toekomenden levens.
't Is met het Geluk niet gelijk met de Deugd gelegen: streven naar zedelijke volmaaktheid is eene voorwaarde, buiten welke men geenerlei vordering kan maken in de loopbaan van het goede; streven naar volmaakt Geluk is het middel om zijn geheele leven ongelukkig te zijn. Dat wij dan vurig en onverzadelijk ons betoonen in het najagen der Deugd; bedaard en gematigd in het najagen des Geluks.
Den weg des Geluks afteekenen, is de kaart eens onbekenden lands schetsen. De Deugd heeft, wel is waar, eenige ontdekkingen gedaan; maar er zijn weinig reizigers, die hare aanwijzingen willen volgen.
De Min zoekt almede het Rijk des Geluks; maar, wanneer zij het bij geval vindt, wat doet zij? Zij trekt het vliegend door. Helaas! het gaat zoo snel voorbij.
De Eerzucht verpijnt zich, om hare keus te bepalen, welk pad zij zal inslaan op den verkeerden weg, dien zij volgt: in stede van het Geluk te naderen, verwijdert zij zich telkens verder van hetzelve.
Het Egoïsmus is een dwaalweg, die op niets uitloopt; of ook somwijlen een keerweer, die ons verpligt op onze eigene voetstappen terug te keeren.