slag van het verhaal schijnt intusschen waar te zijn; want de Deensche geschiedenis (wij meenen het te hebben gelezen in meursii, Hist. Dan., die wij nu niet bij de hand hebben) maakt melding van een meisje (duifje, hier dyveke genoemd) uit Holland afkomstig, dat met hare moeder naar Bergen in Noorwegen was gevlugt, aldaar de aandacht van christiaan II trok, hem naar Denemarken volgde en na ongeoorloofde verstandhouding met den Koning, men meende aan vergiftiging, overleed. Ook is de wreedheid, door dien tiran den Zweden, en bijzonder aan de moeder en zuster van gustaaf wasa aangedaan, geschiedkundig waar. De romantische inkleeding en stijl zijn overigens van dien aard, dat het boek eene aangename uitspanningslectuur is. De laatste alleen is, vooral in het begin, niet geheel vrij van eenige jagt op eenvoudigheid, waarvan het gekunstelde zich niet genoegzaam verbergt. De beschrijvingen missen geen' gloed en leven, hoewel zij op enkele plaatsen wel wat te veel in het onbeduidende vallen.
De vertaling is over het geheel niet kwaad. Onjuist is met dat al de keuze van verscheidene woorden; zoo als: ‘met het grootste verlangen aan zijne kindschheid terug denken,’ bladz. 19. ‘De meeste geestelijken spraken kwaad van den Hertog,’ bladz. 80, welk woord bij ons doorgaans van een ongegrond ongunstig spreken over iemand wordt gebezigd, hetgeen hier de bedoeling niet is. ‘Wanneer iemand eerst in Holland geweest is,’ bladz. 191; de Vertaler meende: pas. Uitdrukkingen, gelijk: ‘Niets van dat alles zoude mij volgen,’ bladz. 208, voor moest (sollte); ‘de wind had zich gedraaid,’ bladz. 212, schijnen aan eene vertaling uit het Hoogduitsch te doen denken. Het is immers met dat: uit het Deensch op den titel geene.....?