Koning Eric en de Bannelingen, of de Troon, de Kerk en het Volk in de dertiende Eeuw. Naar het Deensch van Ingemann. II Deelen. Te Haarlem, bij A.C. Kruseman. 1845. In gr. 8vo. 682 bl. f 6-90.
Een der beste historische romans, die Rec. in eenigen tijd in handen kreeg. Veel, wat de Noordsche romanlectuur, die tegenwoordig zoo in den smaak valt, ons aanbiedt, behoort tot den huiselijken roman, die zich de schildering van het dagelijksche leven voorstelt. Hier worden wij geheel in het historische gebied verplaatst, en de Schrijver stelt het zich ten doel, om den toestand der maatschappij in een bepaald tijdvak af te teekenen. Het is de strijd tusschen de kerk en den troon, die het onderwerp zijns verhaals uitmaakt, en met de grootste naauwkeurigheid en trouw heeft hij de geschiedenis gevolgd, en aan haar de meeste der personen ontleend, die hij ten tooneele voert. Koning eric heeft te kampen met de magt der geestelijkheid, die zich met woede tegen hem verzet bij zijne pogingen om den moord, aan zijnen vader gepleegd, te wreken, en die over hem en zijne vrienden den banvloek uitspreekt. Het is eene zeer levendige en getrouwe voorstelling van deze worsteling tusschen het wereldlijke en het geestelijke gezag, die den lezer onafgebroken belang inboezemt. Daarbij zijn de personen, die ten tooneele worden gevoerd, met fiksche en meesterlijke trekken geteekend; er is rijkdom en afwisseling in het verhaal, dat door belangrijkheid boeit. Ten volle durven wij het dan aan onze lezers aanbevelen als een boek, dat hun eene aangename lectuur zal opleveren, en dat hun daarenboven den geest van een belangrijk tijdvak in de geschiedenis kan doen kennen. Dezelfde strijd, die hier geteekend werd, is ook elders gestreden, en er kon een tijd komen, waarin hij, gewijzigd naar de omstandigheden, op nieuw gestreden moest worden.