stukken tot nog toe onbekend waren, als niet voor het publiek bestemd zijnde, terwijl eenige, uit zeldzame werken genomen, voor de geschiedenis dier heerlijkheden en voor de geschiedenis van dien tijd waarlijk belangrijke mededeelingen zijn.
Het volgende stuk, bl. 535-566, bevattende eene beschrijving van eenige ontdekte vóór-Christelijke begraafplaatsen in Noord-Braband, is door den Heer p.n. panken, Schoolonderwijzer te Werkhoven enz. vervaardigd, in den vorm, zoo als wij gewoonlijk de berigten omtrent vroegere begraafplaatsen ontvangen. Als bijdrage tot de vroegere gesteldheid van Noord-Brabands grond, heeft deze beschrijving zeker eenige waarde; ons echter kwamen de beschrijvingen der onderscheidene grafheuvels altijd zeer vervelend voor, en wij gelooven niet, dat de lezers er dat genoegen en dat nut van zullen hebben, dat bij het schrijven dier drooge berigten beoogd wordt.
Bl. 567-597 treffen wij, onder het rubriek verscheidenheden, eenige korte berigten omtrent de geschiedenis, oudheden en letteren van Noord-Braband aan, die den Schrijver somtijds voorkwamen of door anderen hem werden medegedeeld. Deze verscheidenheden waren ons zeer aangenaam, en wij hopen, dat de Heer hermans van tijd tot tijd hiermede voort zal gaan.
En nu zouden wij ons verslag kunnen eindigen, ware het niet, dat wij het volgende nog meenden te moeten zeggen:
Indien wij ons niet vergissen, dan was het oorspronkelijke plan van Schrijver en Uitgever, deze Bijdragen in 6 Afleveringen compleet te doen zijn. Hoewel wij het, in der tijd uitgegeven Prospectus niet hebben gelezen, vinden wij toch op de omslagen der stukken zulks uitdrukkelijk vermeld. Nu echter bemerken wij uit den titel, die voor deze zes stukken gegeven is, dat deze slechts het eerste Deel uitmaken en dat er nog een tweede volgen zal. Heeft men dit nu uit het Prospectus vooraf geweten, hetgeen echter met het berigt op de omslagen strijdig is, dan houde men deze aanmerking als niet geschreven. Is dit het geval niet, dan vragen wij, hoe gaarne wij ook voortbrengselen van des Schrijvers hand ontvangen, of zulks wel geheel in den regel is? Schrijver en Uitgever houden ons deze aanmerking ten goede, die alleen in het belang van lezers en koopers gemaakt wordt. Men zoude ons te gemoet kunnen voeren, dat het eerste Deel