Duitsch-Katholijke kerkbeweging, van genoegzaam belang zijn, om op dezelve zijne opmerkzaamheid te vestigen. In ronge's Toespraak trok onze aandacht het volgende o.a. tot zich: ‘De geest der eeuw laat zich niet tegenhouden; wij zijn ons zelven van dien geest bewust, bewust ook van zijne zegepraal. Reeds zijn door denzelven in weinige maanden groote veroveringen gemaakt, en wij zullen er in weinige maanden nog grootere maken. - Kent gij ze misschien niet, Roomsche en schijnheilig vrome hierarchische knechten? Dan wil ik er u eenige proeven van leveren. - Ziet, de nieuwe Kerkhervorming heeft de fakkel der tweedragt, die weder dreigde uit te breken, en die in Zwitserland bereids uitgebroken is, uitgebluscht; zij heeft den vrede in duizende huisgezinnen weder hersteld, die op eene boosaardige wijze was verstoord door het verbod der gemengde huwelijken; zij heeft duizenden, die door de Roomsche huichelarij van Godsdienst en Kerk vervreemd waren, tot de ijverigste leden en verdedigers der nieuwe gemeenten bekeerd; zij heeft de leer des Evangeliums tot een eigendom van allen gemaakt en overal het zelfdenken opgewekt; zij heeft het gevoel van eigenwaarde en het zelfbewustzijn der natiën verlevendigd.’
Pastoor licht is ons reeds van elders bekend, als een man, die in zijn kerkgenootschap wegens zijne braafheid en geleerdheid hoog geacht was, die gedurende 39 jaren als geestelijke met woord en daad zich, zelfs volgens het getuigenis van hen, die thans zijne vijanden zijn, op eene loffelijke wijze deed kennen. Als geestelijke geloofde de Heer licht zijne bijzondere denkbeelden over de tentoonstelling van de bekende reliquie schriftelijk te mogen uiten. Na vele pogingen, om hem zijn afkeurend oordeel te doen herroepen, had hetzelve zijne ontzetting van zijn ambt, als pastoor te Leiwen, ten gevolge. In zijnen brief, waarin hij zich formeel afscheidt van de Roomsche kerk, zegt hij: ‘Zoo als wij hopen, zal door den goeden geest, die zich overal eenen weg baant het ware rijk van God en het door jezus, den Zoon van God, den Middelaar tusschen God en de menschen, gestichte Godsrijk op aarde steeds meer en meer onder ons komen, onder de verschillende belijders van zijnen naam den vrede bevestigen, en het eindelijk daar henen brengen, dat ten laatste die eerbiedwekkende voorzegging vervuld worde: Het zal zijn één Herder en ééne kudde. Dat zij zoo.’
De naam bretschneider verstrekt tot genoegzamen waar-