gen wettig erkend, en later werd ook aan anderen het burgerregt toegestaan. Blijkbaar was het eigenbelang, dat de regering der stad tot dezen stap bewoog; de nijverheid der Doopsgezinden was van gewigt voor de stad, wier bevolking door onderscheidene oorzaken veel geleden had. Met deze aanneming tot burgers was de Doopsgezinde gemeente gevestigd, ofschoon het nog eenen geruimen tijd
duurde, voordat zij een vast en bepaald gebouw tot de uitoefening hunner Godsdienst bezaten. Uit de hier bijeengebragte stukken blijkt het, hoe de kerkeraad der Hervormden in den geest des tijds zich daartegen krachtig heeft verzet. De regering, die door het verleenen van het burgerregt het bestaan der Doopsgezinden in de stad had gewettigd, kon moeijelijk hun geheel de godsdienstoefeningen verbieden en zocht daarom eenen middenweg in het verbod, om de zamenkomsten geregeld op eene en dezelfde plaats te houden. Eerst in 1706 kregen zij een bepaald bedehuis, dat zij in 1728 met de tegenwoordige, voorheen Remonstrantsche kerk verwisselden, en dat nog in eigendom toebehoort aan een der leden van de gemeente.
Bij het lezen van dit merkwaardige boekje, dat wij aan de belangstelling van velen aanbevelen, konden wij de spijt niet onderdrukken, dat de Heer guyot zijn bestek niet eenigzins wijder heeft uitgestrekt. Wij vinden hier thans alleen de geschiedenis der Nijmeegsche Doopsgezinden in zooverre deze met de regering en in enkele gevallen met de Hervormde kerk in aanraking is geweest. Welligt had men uit de papieren der gemeente of harer leden zelve ook voor hare inwendige geschiedenis deze en gene belangrijke berigten kunnen putten. De medewerking van den predikant en van de leden had den Schrijver, dunkt ons, zeker niet ontbroken, en zijn stukje zou daardoor ligt een meer volledig geheel zijn geworden. Of hiertoe pogingen zijn gedaan, of waarom niet, vinden wij niet opgegeven.
Veel, wat wij in dit boekje lezen, vervult ons met droefheid; niet enkel de vervolgingen om des geloofs wille, maar ook de wijze, waarop de toenmalige regeringen de ter dood brenging der ongelukkige slagtoffers tot eene aan-