Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845
(1845)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeestelijke Stemmen uit de Middeleeuwen. Vrij bewerkt naar het Hoogduitsch van Fr. Galle, door J.J. van Toorenenbergen. (Ik geloof eene heilige, algemeene Christelijke Kerk, de gemeenschap der Heiligen. Apost. Geloofsbel.) Te Rotterdam, bij van der Meer en Verbruggen. 1843. In 8vo. VIII, 263 bl. f 1-80.Het is een liefelijk geluid, uit lang verledene tijden de stem des geloofs en der liefde te hooren, zoo als zij zich verhief te midden van den strijd op het gebied der godgeleerde wetenschap, of van de doodsche stilte, die er heerschte in de duisternis en te midden der verstijving. Het was een goed denkbeeld, dat galle opvatte en ten uitvoer bragt, om uitgelezene plaatsen uit de werken van alcuinus, anselmus, bernhardus, bonaventura, geiler von kaisersberg, hildebert van tours, hugo en richard van st. victor, raymundus van sabunde, van ruysbroek, sarmarola, suso, fauler, thomas van kempen en andere beroemde en waarlijk geloovige godgeleerden bijeen te verzamelen, en als eenen krans aan te bieden, waarin keur van geurige en schoone bloemen het oog bekoort en het hart verkwikt. Het in 1841 uitgegeven werkje, met den titel: Geistliche Stimmen aus dem Mittelalter zur Erbauung gesammelt von friedrich galle, bevat driehonderd stukken uit werken van middeleeuwsche schrijvers, in negen rubrieken verdeeld. De Heer van toorenenbergen heeft deze bloemlezing voor onze landgenooten, die het Duitsche | |
[pagina 615]
| |
werkje niet mogten kennen, toegankelijk gemaakt, en, zoo als de titel zegt: vrij bewerkt, dat is, hij heeft een gedeelte der verzameling weggelaten, en daarvoor iets anders bijgevoegd. Wat dit weggelatene betreft, geeft galle 300 uitgelezene stukken, de Heer van toorenenbergen biedt er ons slechts 219 aanGa naar voetnoot(*), terwijl het ons leed doet, dat wij ook bij hem missen, wat galle als derde aanhangsel had gegeven: 1o. de opgaaf der aangehaalde Bijbelplaatsen, 2o. de opgaaf van de bronnen, welke bij deze verzameling geraadpleegd zijn. Evenmin als wij inzien, waarom zoo veel werd achterwege gelaten, even min begrijpen wij, waarom hier en daar de stukken zijn verkort, zoo als No. 34 bij galle, vgl. No. 33 bij van toorenenbergen, No. 141 bij galle, vgl. No. 138 bij van toorenenbergen en elders. De korte levensberigten geven insgelijks niet alles, wat in het Duitsche werkje gevonden wordt. Nu stond het wel is waar den Vertaler vrij, niet meer te geven dan hij goed vond, maar het schijnt ons toe, dat, wanneer hij niets had weggelaten, niemand meer naar het oorspronkelijke verlangd zou hebben, terwijl dit nu nog verre van overtollig is ook voor onze landgenooten. Waarschijnlijk heeft de Heer van toorenenbergen dit willen vergoeden door hetgeen hij in het tweede aanhangsel van zijne eigene hand geeft, zijnde dit een woord over de Mystiek (bl. 218-234), hetgeen zich met ge noegen laat lezen, ofschoon het van zelf spreekt, dat men hier ook niet meer moet zoeken, dan volstrekt noodig is, om voor iemand, die met de zaken nog niet bekend is, | |
[pagina 616]
| |
eenig licht daarover te verspreiden. Als inleiding voor de volgende korte levensschetsen is het hier geheel voldoende. Behalve dit woord over de Mystiek (volgens den Heer van toorenenbergen schijnt er geen onderscheid gemaakt te moeten worden tusschen Mystiek en Mysticismus), zijn er nog twee stukken, No. 78 en 80, welke wij bij galle niet vonden, en welke ons dus door den Vertaler als toegift geschonken zijn. De inhoud is hier in acht afdeelingen verdeeld: 1. Gods wezen, eigenschappen en werken; 2. de Zonde; 3. de Verlossing; 4. Bekeering en geloof; 5. de staat der Genade; 6. Voorschriften van leer en leven voor Gods kinderen; 7. Opwekking, gedachten en gebeden; 8. Dood en eeuwigheid. Dat van toorenenbergen ééne rubriek minder heeft dan galle, is daaruit te verklaren, dat hetgeen bij galle stof voor twee rubrieken was, door den Vertaler is bijeengevoegd in ééne rubriek. De vertaling is zeer goed, over het geheel nog al vrij, doch vloeijend. Het verheugt ons, dat galle's werkje in onze taal is overgebragt. ‘Nimm nun hin, Christlicher Leser,’ zoo schrijft galle in zijne voorrede, ‘in Liebe den Kranz, den ich Dir mit Herzenslust aus Blumen ferner Auen gewunden habe. Sie sind in den heiligsten Lebensstunden der Freude, des Leids und der Liebe den Herzen grosser Männer aus allerlei Volk und Geschlecht entsprossen, und darum werth der Unsterblichkeit. Mag nun die Nacht länger Jahrhunderte über der Asche ihrer Gebeine ruhen; ihre Geister erheben sich und sprechen lebendig noch heut zu Dir, wie sie zu ihrer Zeit gesprochen in den Tagen vor Alters. Welche theure Stimmen, welche herrliche Gemeinschaft!’ En met die woorden vereenigt Ref. zich even gaarne, als de Vertaler zulks doet, gelijk hij hoopt, dat vele dier stemmen weêrklank mogen vinden in de harten van hen, die ze hooren. Waarom heeft de Uitgever niet zorg gedragen, dat de prijs der Hollandsche uitgave lager kon gesteld worden dan die van de Duitsche? Nu heeft, indien wij ons niet bedriegen, het tegenovergestelde plaats gehad. |
|