hij te dezer gelegenheid vervaardigde, en die door een' uitgezochten kring van liefhebbers en liefhebsters, onder directie van den Heer hutschenruiter, werd uitgevoerd; terwijl de Heer van harderwijk in zijn voorberigt de gelegenheid waarneemt, om hun daarvoor hier opentlijk zijnen dank te betuigen. Hoezeer eenige dezer redevoeringen, reeds vóór jaren, in een onzer tijd- of maandschriften werden opgenomen, zijn zij voor het kunstminnend publiek en de leden van het Schilderkundig Genootschap, door de gelukkige keus der onderwerpen en de doelmatige behandeling daarvan, belangrijk genoeg, om eene plaats in dit bundeltje te verdienen, zoo als: Hollands Schilderroem beschouwd als een krachtig middel ter aankweeking en beoefening der kunst; - over het belangrijke der Schilderkunst in betrekking tot de Geschiedenis des Vaderlands; - over de verpligtingen, aan den beeldenden kunstenaar als werkzaam lid der Maatschappij verschuldigd.
Redevoeringen bij gelegenheden als jaarlijksche prijsuitdeelingen in Kunstgenootschappen te houden, is eene niet gemakkelijke taak. Men mag hier niet te hoog in het aesthetisch of te diep in het theoretisch gedeelte van de beschouwing der kunst zich verheffen of afdalen; men zou dan door de toehoorders niet begrepen worden, en slechts verveling bij hen doen ontstaan. Men moet zich ook van den anderen kant voor eene zwellende, oppervlakkige wijze van behandeling wachten, die, slechts uit bekende gemeenplaatsen bestaande, in brommende volzinnen, eigenlijk niets zegt of beduidt. De Heer van harderwijk heeft het juiste midden dezer beide soorten gevat; hij is niet te speciaal kunsttheoretisch noch te populair en te oppervlakkig, en weet door stijl, inkleeding en juiste opmerkingen te boeijen.
Met dat al moet toch Rec. erkennen, dat de zuiver letterkundige Redevoeringen, die verder in dezen bundel voorkomen, namelijk over den invloed der Dichtkunst op de vermeerdering van de genoegens des huiselijken levens; over den invloed en de uitwerking der Dicht-, Schilder- en Toonkunst in het algemeen, en het nut, hetwelk deze meer bijzonder hare beoefenaars aanbrengen, en eindelijk die over het bewaren en handhaven van onzen Letterkundigen Roem, hem meer, vooral de laatste, hebben voldaan. De Redenaar was hier vrijer op het terrein, hetwelk hij zich voor zijne