wigtige gevolgen, als de regering der beide laatste stuarts, kunnen niet anders dan hoogst belangrijk zijn voor den beoefenaar der historie. Het oorspronkelijke werk, voor zoo verre het voltooid en uitgegeven is, daar de dood den bekwamen Schrijver verhinderde het te voltooijen, het oorspronkelijke werk schijnt zeer zeldzaam te zijn, en reeds om deze reden alleen deed de Heer simons goed, toen hij aan ons publiek eene vertaling van hetzelve aanbood. Het tijdvak, dat hier behandeld wordt, geeft stoffe tot gewigtige bespiegelingen, waardoor de geschiedenis in de daad de leermeesteresse der menschheid wordt. De wijze, waarop deze beschouwingen hier worden medegedeeld, is even boeijend als eenvoudig. De Schrijver is wars van redekunstige sieraden; het is de taal des gezonden, degelijken verstands, ongekunsteld, ordelijk, in aangenamen stijl, door belangrijkheid van zaken, meer dan door sierlijkheid van woorden boeijende. In het eerste Hoofdstuk vangt hij aan met eene korte beschouwing van het tijdvak, dat de regering van karel II voorafging, een tijdvak, dat voor dezen Vorst zelven zoo rijk in leering had kunnen zijn. Met belangstelling leest men het oordeel van eenen man, als fox, over de veroordeeling en regtspleging van karel I en over cromwell, een buitengewoon man, gelijk hij, bl. 11, zegt, die het ‘aan zijne bijzondere bekwaamheid verschuldigd was, dat hij tot zijn dood een regeringstelsel kon volhouden, zoowel door rede, als door vooroordeel verworpen: door de rede, want er was geene vrijheid; door het vooroordeel, want er was aangematigd gezag..... Alles wel overwogen, dan zal cromwell altijd tot den eersten rang dergenen behooren, die zich door eigen kracht tot
de oppermagt hebben verheven; met betrekking tot de zedelijkheid zelfs zou misschien niemand hunner minder berispelijk zijn, zoo zijn karakter niet besmet ware geweest met de hatelijkste en onteerendste aller ondeugden, de huichelarij.’
Weldra komt de Schrijver alzoo aan het eigenlijke onderwerp zijner behandeling, en de woorden, waarmede hij zijne geschiedenis der regering van karel II aanvangt, zijn te merkwaardig, om ze hier niet aan te halen, te meer, omdat zij eene les behelzen ook voor onze dagen, waarin men wel eens te veel heil verwacht van de doode letter der wetten. ‘De regering van karel II,’ zegt hij, bl. 14, ‘is