zoo als hij meent, misleiden Paus, maar van de Jezuiten. Of hij daarin gelijk hebbe, doet minder ter zake. De bul bestaat, zij is op Pauselijk gezag uitgegeven, en latere Pauselijke uitspraken hebben haar bekrachtigd. De Jansenisten werden bij dezelve veroordeeld, echter niet, en dit wordt hier met vele bijzonderheden gestaafd, zonder tegenstand van verschillende Bisschoppen en Roomsche godgeleerden. Met veel kennis van zaken en schriften wordt die tegenstand bescheidenlijk aangewezen. Alzoo komt de Schrijver, na deze geschiedkundige ontwikkeling tot het derde geschilpunt, namelijk de wettigheid der door het kapittel der Utrechtsche kerk verkozene Bisschoppen. Hier wordt betoogd, dat het kapittel altijd in zijn goed regt is geweest met die verkiezingen; dat alzoo de vroegere en tegenwoordige kerkvoogden wettig aangesteld waren, en dat de Paus geene daad van regt, maar van geweld verrigtte, met die verkiezingen onwettig te verklaren en de verkozenen in den ban te doen. De Jansenisten erkennen alzoo den Paus wel als oppersten Bisschop der kerk, en weigeren hem in zooverre geene gehoorzaamheid, maar zij betwisten hem het regt, om zich boven alle wettige vergaderingen te verheffen, en zich over alles met de magtspreuk eener voorgewende onfeilbaarheid heen te zetten.
Uit dit alles wordt het gevolg getrokken, dat de aanhangers der Utrechtsche kerk noch scheurmakers, noch ketters, maar echt Katholijk zijn, dat zij alzoo ten onregte door Pauselijke hierarchie buiten de kerk gesloten worden, en dat, zoo als er wettig uit volgt, de schuld niet aan die kerk, maar alleen aan Rome's heerschzucht ligt. En dit is er ons ook zonneklaar uit gebleken. Rome heeft de Utrechtsche kerk veroordeeld, niet alleen, zelfs niet zoozeer, om eenige betwistbare stellingen, die het als ketterij aanmerkt, maar omdat men zich niet lijdelijk - om eene uitdrukking der Jezuiten te bezigen: als een lijk - aan de toomelooze heerschzucht van den Opperpriester te Rome heeft willen onderwerpen, omdat men tegen die heerschzucht zijne regten heeft gehandhaafd, omdat men er niet in heeft berust, dat de Jezuiten-geest de kerk beheerscht. En dat doet zij: het is niet de Paus, maar het is in wezentlijkheid de Generaal der Jezuitenorde, die het oppergebied voert in de Roomsche kerk. Het zijn de Jezuiten, die, onder den schijn van strijd voor de Pauselijke opperheerschappij, slechts hunne