Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845
(1845)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 484]
| |
den tekst geplaatste Houtsneê-figuren. Iste en IIde Aflevering. Te Gouda, bij C.B. van Goor. In gr. 8vo. VI en 496 bl. Elke Aflevering f 2-40.Bij het beoordeelen van eene vertaling van eenig wetenschappelijk leerboek komt het Rec. voor, dat bovenal twee punten in het oog moeten gehouden worden. Vooreerst namelijk de keuze van het oorspronkelijk werk, ten andere de wijze, waarop de vertaling bewerkt is. Wat het oorspronkelijke werk betreft, zoo kunnen wij aan hetzelve zonder onbillijkheid groote verdiensten geenszins ontzeggen. De physiologie heeft in de laatste jaren belangrijke vorderingen gemaakt en is ten deele zelfs van gedaante veranderd. Dat deze voortgang der wetenschap voor een groot deel aan Duitsche geleerden te danken is, wordt zelfs door Fransche en Engelsche schrijvers erkend; Engelsche en Fransche vertalingen van Duitsche physiologische leerboeken werden met graagte opgenomen en zelfs meer dan eens herdrukt. Daar echter de Duitsche taal zeker bij ons meer algemeen gelezen wordt dan in Frankrijk en Engeland, bleven bij ons die vertalingen tot nog toe achterwege. Men zou verkeerd doen, wanneer men daaruit meende te moeten afleiden, dat in ons vaderland die werken onbekend bleven. Reeds de aan onze Hoogescholen in de laatste jaren verdedigde dissertatiën zouden kunnen getuigen, dat de werken van burdach, wagner, valentin en müller door onze jongere medici vlijtig gelezen werden. Wij willen het niet onderzoeken, of er dus bij ons eene regtstreeksche behoefte aan eene Hollandsche vertaling van eene of meerdere dier nieuwere Duitsche leer- of handboeken bestond, maar liever vragen, of de keuze van het werk van valentin als de meest geschikte voor onze behoefte beschouwd moet worden. Hier, wij ontkennen het niet, zijn wij met een volstrekt toestemmend antwoord eenigzins verlegen. Valentin heeft zich strenger dan eenig ander, mij bekend schrijver over physiologie binnen de bepaalde grenzen der verrigtingen van het levend menschelijk ligchaam gehouden. Niet | |
[pagina 485]
| |
slechts vergelijkende ontleedkunde, maar ook menschelijke ontleedkunde en ontwikkelingsgeschiedenis zijn geheel buitengesloten. Deze worden, even als de kennis der weefsels en der organische scheikunde, als bekend verondersteld. Wij stemmen het gereedelijk toe, dat de strenge opvatting van het begrip der wetenschap zulk eene behandeling allezins wettigt, maar eene andere vraag is het, of het publiek, voor 't welk deze vertaling dienen moet, daarbij op zijn subjectief standpunt bevredigd kan zijn. Wij denken hier natuurlijk aan hen, die niet genoegzaam ervaren in de Hoogduitsche taal zijn, om de wetenschappelijke werken, die daarin geschreven zijn, te lezen, sommige kweekelingen der clinische scholen, of ook studenten, of ook enkele practische geneeskundigen, gevormd in vroegeren tijd, toen de kennis der moderne talen, die der Fransche uitgezonderd, onder de uitzonderingen behoorde. Deze vinden in onze moedertaal geene oorspronkelijke of vertaalde werken, die het hier ontbrekende en zoo ruimschoots onderstelde kunnen aanvullen. Henle's allgemeine Anatomie b.v. bleef nog onvertaald, en de laatste ontdekkingen in het fijner détail der beschrijvende ontleedkunde zijn of in Duitsche journalen of in Duitsche leerboeken verspreid. Daarbij komt, dat valentin meer dan eenig ander schrijver het historische geheel heeft achterwege gelaten. Wij keuren dit minder goed. Verre zijn wij verwijderd van het denkbeeld, dat alle kleine bijzonderheden geschiedkundige ontwikkeling vereischen, met angstige opgaven van jaargetallen en eigene namen; maar, terwijl de geschiedenis der wetenschap een eigen gebied heeft en zelfstandig behandeld moet worden, is toch bij de schildering van vele verrigtingen een historisch overzigt van de ontdekkingen der opeenvolgende schrijvers tot regt verstand van de zaken, eveneens als tot verlevendiging der voordragt, een onschatbaar hulpmiddel. Eindelijk deze levendige voordragt zelve, hoezeer geen zoo noodzakelijk vereischte in een wetenschappelijk leerboek als in een werk van smaak, mag echter ook in het eerste niet geheel ontbreken. Wij erkennen evenwel, dat wij dezelve in va- | |
[pagina 486]
| |
lentin's Lehrbuch der Physiologie des Menschen niet aantreffen. Het werk is in den eigenlijken zin van het woord droog; zonder dat de stijl of voordragt de aandacht boeit, moet alleen het wetenschappelijk belang haar gaande houden. Aesthetische tact ontbreekt aan den Schrijver, of hij veronachtzaamt denzelven moedwillig. De uitvoerigheid, waarmede hij b.v. de verschijnsels van het braken of van stoelgang (in deze vertaling bl. 261-267) schildert, wordt door geen wotenschappelijk belang opgewogen. De wetenschappelijke verdiensten van het werk van valentin schatten wij niettegenstaande dit alles zeer hoog. Wij zeiden het reeds, dat de Physiologie in de laatste jaren in vele opzigten als van gedaante veranderd was. Terwijl zij vroeger grootendeels bestond uit eene verzameling van beschrijvingen van het maaksel der deelen, die veeleer in de ontleedkunde te huis behoorden, uit theoretische gissingen en meeningen, uit eenige oppervlakkige toepassingen van natuur- en scheikunde en uit een zamenstel van hypothesen over levenskracht, tracht zij thans meer en meer, zoo veel dit mogelijk is, denzelfden weg te volgen, dien de overige natuurkundige wetenschappen met zulk een' gelukkigen uitslag reeds vóór haar bewandelden, den weg van waarneming, proefneming en berekening Wij beweren hiermede niet, dat vroeger deze rigting ontbrak. Integendeel ontmoeten wij op dien weg reeds in de zeventiende eeuw eenen harvey, den onsterfelijken ontdekker van den bloedsomloop, novum artis lumen, cujus nomen ab ipso retro hippocrate in medicina secundum est, zoo als haller zegt, eenen de graaf, leeuwenhoeck, malpighius, in de achttiende haller, spallanzani, hunter, hales en de scheikundigen, die tegen het einde dier eeuw bloeiden, vooral den grooten hervormer dier wetenschap lavoisier. Maar wij mogen het echter niet ontkennen, dat het slechts bouwstoffen tot een toekomstig gebouw waren, en geenszins een zamenhangend geheel, 't geen de onderzoekingen dier verdienstelijke mannen ons leverden, en evenmin mogen wij voorbijzien, dat in den aanvang dezer eeuw, ja zelfs nog | |
[pagina 487]
| |
tot voor de twee laatste tiental-jaren, bij vele geneeskundigen de meening heerschte, die zelfs in leerboeken was doorgedrongen, dat chemie en physica op Physiologie slechts zeer spaarzaam mogten worden toegepast. Huns ondanks, als het ware, namen de physiologen de resultaten der natuur- en scheikundige onderzoekingen, die al te blijkbaar waren dan dat ze miskend konden worden, in het mozaïkwerk hunner compendia op. Deze rigting is veranderd, en wij mogen in die veranderde rigting den invloed van magendie niet miskennen. Het tijdvak der natuurphilosophie, gedurende hetwelk nogtans de morphologische studie in Duitschland groote vorderingen gemaakt had, was voorbij. Nu ontstond ook in Duitschland eene reactie, en de wetenschap verkreeg eene nieuwe gedaante. Eene andere vraag is het voorzeker, of men niet nu en dan in de eerste vervoering te ver gaat; de nakomelingschap zal het beslissen, maar raadplegen wij de geschiedenis, dan is het reeds vooraf waarschijnlijk, dat ook hier, gelijk in vele andere gevallen, de menschelijke geest van het eene tot het andere uiterste overslaat, om eerst na herhaalde schommelingen het regte midden te vinden. Deze gedachten dringen zich bij ons op, terwijl wij b.v. aan de levenskracht denken, een begrip, waartegen velen thans met zoo veel ijver te velde trekken, als ware het leven alleen uit het levenlooze te verklaren. Wij stemmen gaarne toe, dat het onbepaalde begrip van levenskracht de naauwkeurige en streng wetenschappelijke beoefening der Physiologie zeer dikwerf belemmerd heeft, maar wij kunnen daarom niet gelooven, dat het hoogste doel der wetenschap zou zijn, in het raadselachtig levend organismus in te zien als in eene scheikundige kroes. Al laten wij de benaming levenskracht varen, het begrip van leven en levendwezen kan ons niet worden ontrukt. Geene scheikunde of natuurkunde kan ons de vorming van het embryo uit het vormlooze blastoderma ophelderen. Bij valentin zien wij de levensverschijnselen (vitale Verhältnisse oorspr. uitgave I.S. 192 en verv., Holl. vertaling bl. 184 en verv.) dan ook zeer op den achtergrond geplaatst, en terwijl de | |
[pagina 488]
| |
Schrijver niet ontkennen kan ‘dat een groot aantal der wezentlijkste verschijnselen van ons ligchaam, zoo wel als van de overige bewerktuigde wezens, zich niet tot dezelfde oorzaken laat terugbrengen, welke aan die der onbewerktuigde natuur te gronde liggen, maar eigenaardige uitingen vormt van werkzaamheden en krachten, die slechts aan de planten, de dieren en den mensch toekomen’ (bl. 184), laat hij echter deze krachten als een laatste toevlugtsoord alleen het zenuwstelsel over, 't geen door deszelfs invloed de overige deelen beheerscht (bl. 187). De zenuwkracht, zegt hij, is iets, dat buiten de grenzen der schei- en natuurkunde ligt, en met geene der natuur- of scheikundige krachten overeenstemt. Daardoor verkrijgt ieder organismus een eigen grondkarakter, verschillend van dat der verschijnsels van de onbewerktuigde wereld. Maar wie ziet niet in, dat deze, aldus tot de zenuwen beperkte, kracht aan de planten althans ontbreekt en bij haar gevolgelijk die eigenaardige werkzaamheden en dat eigen grondkarakter niet verklaren kan? Wij voor ons onderschrijven gaarne de woorden van den voortreffelijken von baer: ‘Erklärungen, welche das Leben etwa auf einen fortgehenden Oxydationsprocess oder einen electrischen Process zurückführen, pflegen daher bei Laien viel Glück zu machen, weil man glaubt, einen solchen auch in der unorganischen Natur zu beobachtenden Process vollständig zu kennen, und weil mit dem ersten Atom hinzutretenden Sauerstoffes das Leben beginnen und bei völliger Sättigung aufhören müsste. Alle Erklärungen dieser Art findet aber der Physiologe bald höchst unvollkommen, nur eine einzige Richtung des Lebens berührend, und er lernt einsehen, dass überhaupt das Leben nicht aus etwas Anderem erklärt, sondern für sich aufgefasst und aus sich begriffen werden muss. Auch rückt die Zeit immer näher wo selbst der Physiker gestehen muss, dass er bei seinen Versuchen die einzelne physischen Vorgänge aus dem Gesammtleben der Natur nur herausreisst und sich dadurch den Anfang künstlich schafft. Schon wissen wir, dass kein chemischer Process ist ohne einen galva- | |
[pagina 489]
| |
nischen, kein galvanischer ohne eine magnetische Thätigkeit, dass Licht und Wärme sich gegenseitig bedingen’ u.s.w. Ueber Entwickelungsgeschichte der Thiere II. S. 3. De zucht om de Physiologie tot eene exacte wetenschap te hervormen, hoe prijselijk ook op zich zelve, heeft den verdienstelijken valentin nu en dan tot het behandelen van onderwerpen verleid, die veeleer in de mechanica, dan in de Physiologie te pas komen, b.v. het onderzoek over de vastheid van krukken en stokken, waarvan zich geamputeerden bedienen (bl. 114, 115). Van daar ook de bijzondere uitvoerigheid, waarmede in de algemeene Physiologie (bl. 23-194) de werktuigkunde der vaste deelen behandeld is; van hier de vergelijking van ons ligchaam met eene stoommachine en de berekening der koolstof, die bij den mensch verbrandt, in verhouding tot die van een dergelijk werktuig (bl. 149, 150), eene vergelijking, die in de hoogste mate eenzijdig is, daar de spierkracht (om slechts iets te noemen) door het ademhalingsproces niet alleen onderhouden wordt, en zonder voedsel weldra met het leven zou worden uitgebluscht. Om de opgegevene redenen hadden wij voor ons liever gezien, dat men een ander der nieuwere Duitsche physiologische handboeken vertaald had, b.v. dat van r. wagner, of, zoo dit te beknopt geoordeeld werd, het waarlijk klassieke Handbuch der Physiologie van joh. müller, 't geen viermalen in 't oorspronkelijke herdrukt is, waarvan baly eene Engelsche vertaling gaf, die reeds twee uitgaven telt, en van hetwelk onlangs twee Fransche vertalingen gelijktijdig werden aangekondigdGa naar voetnoot(*). Nu evenwel eenmaal deze vertaling is aangevangen, wenschen wij | |
[pagina 490]
| |
dat zij genoegzame ondersteuning vinde om voltooid te kunnen worden. Wij wenschen zulks te meer, omdat de vertaling in de daad, enkele kleine misslagen uitgezonderd, als welgelukt te beschouwen is, en zich van gewone vertalingen zeer gunstig onderscheidt. Germanismen zijn moeijelijk geheel te vermijden; zij zijn echter in deze vertaling niet hinderlijk, hoezeer zij, nu en dan, minder nog in de keuze der woorden, dan in de geheele inrigting der spraakwending daarin voorkomen. Over 't geheel heeft de bekwame Vertaler zich de moeite getroost, om in den geest des Schrijvers in te dringen, en geeft hij eene getrouwe vertolking van het oorspronkelijke. De uitwendige uitvoering is goed, hoezeer ons de zeer compresse druk (deze fout is ook in het oorspronkelijke werk) weinig behaagt en bij de lezing vaak, niettegenstaande onze myopische oogen, vermoeide. Voor oudere lieden en verzigtigen zal de kleine letter der, dikwerf vele bladzijden beslaande, ophelderende bijvoegsels bijkans onbruikbaar wezen. Doch de geringe prijs des werks maakte deze inrigting veelligt onvermijdelijk. De houtsneêfiguren, voor zoo ver ze in deze twee afleveringen voorkomen, zijn niet minder goed dan die van het oorspronkelijke werk, doch meer ingewikkelde en uitvoerige figuren komen eerst in 't vervolg voor, zoodat wij ons oordeel daarover voor alsnog moeten opschorten. In de figuur, op bl. 124, staat j voor f, en in fig. 5, bl. 385, is een der pijltjes, die den stroom des bloeds aanwijzen, bij i in eene omgekeerde rigting geplaatst. Dit zijn echter fouten, die geene groote zwarigheid bij de lezing zullen geven. Wij willen ten slotte eenige aanmerkingen, die wij onder het lezen maakten, hier laten volgen, opdat de Vertaler daarvan bij de voortzetting van zijnen arbeid gebruik moge maken. Bl. 94, r. 4 v.b. en vervolg. ‘Stelt men de hoeveelheid zuurstof bij 0o0 R., 336″ barometer hoogte en 0,00 vochtigheid der lucht = 1, dan bedraagt zij, onder overigens gelijke omstandigheden en onder bloote verandering | |
[pagina 491]
| |
in temperatuur, bij - 20o R. 1,10258, bij - 12o R. 1,05771, bij 0o0 R. 0,99467 enz.’ Hier is eene onmogelijkheid, want bij 0o0 R. was zij op 1 gesteld en kan dus niet 0,99467 wezen. Wij sloegen het oorspronkelijke na, en vonden hier hetzelfde. Maar de aanhaling van a.w. schultz hielp ons op den weg. De verhandeling van dezen schrijver wordt gevonden in müller's Archiv 1842, welk jaartal bij de aanhaling van valentin is weggelaten, en echter, daar müller's Archiv reeds vele Deelen telt, een niet overtollig bijvoegsel wezen zou. In die verhandeling nu lees ik, dat bij deze opgaven de vochtigheid gesteld is op 0,80 en niet op 0,00, gelijk voor de eenheid, waarvan schultz uitgaat. Bl. 454, r. 21-23 v.b. ‘Bij de eene reeks van waarnemingen verkregen zij 0,0147, bij eene tweede daarentegen 0,027, aldus gemiddeld 0,02085 of ongeveer juist 1/48 parijsche lijn per seconde. [Er wordt hier van de lympha-ligchaampjes gesproken]. Voor het uur hadden wij dan 1,251 of 1¼ parijsche lijn.’ Ook deze fout is in het oorspronkelijke. Het is intusschen duidelijk, dat er eene schrijffout heeft plaats gehad, en voor ‘uur’ (Stunde) minuut gelezen moet worden. Bl. 475, r. 5 v.b. ‘Werd echter later de waterhoeveelheid x bijgemengd, dan is y in y + c overgegaan.’ Mede eene fout, die niet voor rekening des Vertalers komt, daar zij in het oorspronkelijke ook gelezen wordt, maar die echter ligt te verbeteren was. Het is namelijk duidelijk, dat men, voor x, c moet lezen. In 't voorbijgaan wil ik hier opmerken, dat deze wijze van de massa des bloeds in het levend ligchaam te bepalen, die door valentin is uitgedacht, mij eene der schoonste ontdekkingen voorkomt, waarmede het leerstuk van het bloed in de laatste dagen is verrijkt geworden. Andere misstellingen komen voor rekening der vertaling. Hiertoe behoort, wat wij bl. 81, r. 14 tot 11 v.o. lezen: ‘Wanneer wij dit met de eerste berekening vergelijken, dan blijkt daaruit, dat bij eene geringere hoogte van 1 ‴8 van den barometerstand, het drukkingsgewigt der lucht | |
[pagina 492]
| |
op de oppervlakte van ons ligchaam op ieder centenaar 70 ponden en 11,744 lood minder bedraagt.’ Dit is onzin; men leze voor de laatste woorden ‘het drukkingsgewigt der lucht op de oppervlakte van ons ligchaam telkens I centenaar, 70 ponden en 11,744 lood minder bedraagt.’ Het tusschen gevoegde um je heeft hier den Vertaler waarschijnlijk van den weg gebragt. Bl. 124, r. 11 v.b., ‘bij het beklimmen of afdalen van dezelven.’ Hier zijn achter ‘beklimmen’ de woorden ‘van bergen’ in te voegen. Bl. 461, in de aanteekening, kock voor koch. Wij betwijfelen of conferven, op bl. 14, r. 13 v.o., teregt door watersponsen vertaald is. Alle sponsen zijn watersponsen, en met sponsen hebben conferven geene gelijkvormigheid. Wil men het woord conferven niet behouden, waarvoor wij geene zwarigheid zien, dan zoude men draadvormige wiersoorten kunnen schrijven. Op bl. 82, r. 8 van boven, leest men 1, voor ⅓; op bl. 167 zijn de commata vergeten, die het geheele getal van de tiendeelige breuk moeten afscheiden. Een en ander maal schrijft de Vertaler hunne voor hare, b.v. op bl. 16, r. 3 v.b. ‘De planten binden bij hunne verrigtingen.’ Zoo ook achter het woord deelen, b.v. op bl. 26, r. 21 v.b., bl. 36, r. 18 v.o., bl. 495, r. 15 en 16 v.b. en elders. Het Duitsche soll is meermalen door moet vertaald, waar zoude gelezen moet worden, b.v. bl. 162, r. 16 v.b., bl. 322. ‘Volgens hunefeld moet namelijk de gal’ (soll die Galle), men leze: ‘zoude de gal.’ Vertiefung is meer dan eens door verdieping vertaald, 't geen bij ons, zoo ver ik weet, de beteekenis van étage, Stockwerk heeft, b.v. bl. 224 en 225, r. l, bl. 233, r. 6; men leze hier liever holte of uitholing. Of Impuls, bl. 16, r. 10 v.b. en elders, teregt door aanstoot vertaald is, betwijfelen wij. Aanstoot beteekent, zoo wij meenen, een ding, waartegen men stoot, en wordt bijkans alleen overdragtelijk voor ergernis gebezigd. Aanstuwing of aandrijving ware veelligt beter. Geheel Duitsch klinkt 't geen wij op bl. 328, r. 6 v.b. lezen: ‘eene omzetting van het- | |
[pagina 493]
| |
zelve in te leiden.’ Op bl. 336 vinden wij eene verkeerde constructie in de volgende woorden: ‘Wij beschouwen namelijk het slagaderlijke bloed of als een ligchaam, hetwelk hierbij in staat is zijne vrije zuurstof af te geven...... Of het noodige oxygenium wordt door de ontleding van water geleverd.’ Hier doet ons de eerste zinsnede verwachten, dat men het slagaderlijke bloed ook nog uit een ander oogpunt beschouwen kan. Men leze derhalve: ‘Wij beschouwen namelijk of het slagaderlijke bloed als een ligchaam’ enz. Drukfouten zijn ons bijkans niet voorgekomen. Als zoodanig beschouwen wij den reeds vermelden naam kock voor koch, bl. 16, r. 22 v.b., staal voor stahl, bl. 27, r. 31 v.b., ‘beenverwerking’ voor ‘beenverweeking.’ Doch wij willen ons daarbij niet ophouden. Zulke fouten zijn ook bij de strengste correctie niet geheel te vermijden. De nu voor ons liggende twee afleveringen behandelen, behalve de algemeene Physiologie, de spijsvertering, de opslorping, den bloedsomloop en bevatten tevens het begin van de behandeling der ademhaling. Hierop laat valentin de afscheidingen en de voeding volgen, waarmede zijn eerste Deel besloten wordt. Het tweede Deel behandelt de verrigtingen van het animale leven, de voortplanting en de ontwikkeling der verrigtingen. De eigenlijke ontwikkelingsgeschiedenis is, gelijk wij reeds boven zeiden, van het plan des werks uitgesloten, 't geen des te meer te betreuren is, daar valentin ook in dit gedeelte der wetenschap door zijne onderzoekingen veel tot hare uitbreiding heeft toegebragt. Elk, die met den voortgang der Physiologie in de laatste jaren eenigzins bekend is, weet, hoe bovenal valentin de fijnere ontleding van het zenuwstelsel en de kennis van deszelfs verrigtingen bevorderd heeft. Dit gedeelte der Physiologie is dan ook bijzonder uitvoerig door hem behandeld. In zeven afleveringen van ongeveer gelijken omvang als de twee, die reeds uitgegeven zijn, zal het geheele werk kompleet zijn, en even als het oorspronkelijke in twee Deelen het licht zien. Bij den ijver, | |
[pagina 494]
| |
waarmede de Vertaler zijne niet gemakkelijke taak heeft aangevangen, mogen wij de voltooijing in korten tijd te gemoet zien. Veelligt komen wij dan later op het belangrijke werk terug.
j. van der hoeven. |
|