inneringen, verhalen en gedachten, slechts tot één Deel heeft beperkt. Ons dunkt, dat dit der pen, onder het opschrijven van allerlei heen en weder wippende gedachten, zeer moeijelijk moet zijn gevallen.
Enfin! wij willen den reiszak eens openen. Men zou het voorberigt bij slot en sleutel kunnen vergelijken; de Schrijver noemt het een handvat; ook goed; hij moet zelf weten wat het is; een beest is het althans niet, want er is kop noch staart aan, tenzij men het: lieve, getrouwe en ernstfeste lezer! voor den kop en het: Woerden. v.R. voor den staart houde, en dan verwonderen wij ons al weder, dat die rhapsodie niet meer dan 10 bladzijden groot is.
Eer wij verder gaan, moeten wij een loopje nemen en springen op bladz. 98, alwaar men leest: ‘Waarom verhaalt gij ons dat alles? zult gij mogelijk vragen, lieve lezer! Rigt die vraag tot een onzer voornaamste maandwerken, aan welks oordeel ik veel waarde hecht, en juist daarom gaarne billijk en grondig, al kan het welligt niet gunstig zijn, door hetzelve wensch beoordeeld te worden.’ Deze regelen drijven ons zeer in de engte, en, denken wij, ook de collegen Recensent, Gids enz. enz. Want de Vaderlandsche Letteroefeningen zijn dat bedoelde maandwerk, of niet; immers de hoogmoedsdrommel en dan dat: een der voornaamste! brengt ons koelzinnig geloof, dat wij de bedoelden niet zijn, eenigzins aan het wankelen; zijn wij het nu niet, behoeven wij dan ditmaal niet billijk, niet grondig te beoordeelen? Dat gaat niet op. En zijn wij het wel, dan moeten wij wel; de Heer rehburg verwacht en verlangt het van ons. Er is alzoo halve kans, to be or not to be; en wij zouden dus kunnen transigeren, en of grondig en niet billijk, of billijk en niet grondig kunnen beoordeelen. Om redenen, met welke geen mensch voor alsnog iets te maken heeft, kiezen wij het laatste.
De reiszak bevat herinneringen; van Frankfort; van een togtje met een' retourwagen langs de Bergstrasse naar het door eenen Catechismus en een wijnvat beroemde Heidelberg; van den Rijn; van Coblenz; van Ems; van Keulen; van Andernach; van derzelver omstreken. De billijkheid vordert, te zeggen, dat, voor zoo verre Rec. als ooggetuige kan oordeelen, het geheugen van den Schrijver getrouw, en, voor zoo verre men over het uit eene menigte van