schil op alle mogelijke wijzen hooren uiteenzetten? Men kent onze denkwijs. Wij kunnen slechts treuren. Alle uitzigt op eene verbetering onzer Staatsinrigting, langs wettige wegen, is voor altijd vervlogen, zoo de Regering en de Staten-Generaal van hunne gemeenschappelijke dwaling niet terugkomen: want bestond er nu nog geene noodzakelijkheid tot herziening, dan zal zij ook nooit bestaan, of men zou er zulk een' drang van omstandigheden door moeten aanduiden, waarvoor de Hemel ons beware, doch die, eenmaal dáár zijnde, alle herziening eener dan reeds gewelddadig verbrokene Grondwet overtollig zou maken. Men heeft slechts der voorstelleren Memorie van Toelichting, overvloeijende van blijken zoo wel eener kernachtige redekaveling, als van openhartigheid en goede trouw, te vergelijken met het gekunsteld verslag der centrale Afdeeling, waar alles is bijgebragt, om de aandacht van het hoofdpunt in verschil af te leiden, om gronden van niet ontvankelijkheid voor altijd, of ten minste van niet ontvankelijkheid voor alsnog te vinden; en aanstonds staat ons voor den geest de eischer, die eene regtvaardige zaak voor heeft, welker wijze van instelling en behandeling aan verschillende zwarigheden, uit hoofde der bestaande wijze van burgerlijke regtsvordering, onderhevig is, en die nu door den gedaagde, die bevreesd is voor een onderzoek ten principale, met allerlei exceptiën en chicanes begroet wordt. Indien er iets verder noodig is tot bewijs, dat de verkiezing der Leden van de Tweede Kamer door de Provinciale Staten, zamengesteld gelijk tegenwoordig geschiedt, verkeerd is, en dat hetzij regtstreeksche verkiezingen, hetzij verkiezingen door de Gewestelijke Staten, mits deze zelve regtstreeks en niet door zoogenaamde Standen verkozen
worden, behoefte zijn, het is juist de verwerping van het gedane voorstel tot herziening der Grondwet. Zij, die vreezen bij eene wijze van verkiezing, die alles minder doet afhangen, deels van ministeriélen, deels van patricischen invloed, doch waarbij het beschaafd en denkend gedeelte der natie overwegenden invloed uitoefent, niet herkozen te zullen worden (en juist dezen zijn de bij voorkeur door de Provinciale Staten gehandhaafd wordenden in hunne betrekking); zij zullen te allen tijde alle herziening tegenhouden, en daarin slagen, omdat zij noodwendig de meerderheid uitmaken. Uit honderdduizenden moge niet ééne stem zich ten voordeele van het bestaande verheffen, en dui-