Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845
(1845)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
Huishoudkundige Scheikunde. De echtheid en goede hoedanigheid, benevens de toevallige verontreinigingen en opzettelijke vervalschingen der gewigtigste levensbehoeften scheikundig opgehelderd. Tot eigen onderrigt voor een ieder, alsmede tot handleiding bij staatsscheikundige onderzoekingen. Door Adolf Duflos, Philos. Doct., Apoth. en Privaatdocent aan de Universiteit te Breslau, en Adolf Hirsch, Apotheker. Uit het Hoogduitsch. Te Schoonhoven, bij S.E. van Nooten. In gr. 8vo. VIII, 294 bl. f 1-90.
| |
[pagina 449]
| |
kunde eene wetenschap is, die op meest alle beroepen kan en moet worden toegepast. Uit dien hoofde verdeelt men de scheikunde in twee groote hoofdafdeelingen; namelijk: in algemeene en toegepaste. In de eerste vinden wij de algemeene wetten der wetenschap opgegeven; de tweede leert ons, de gepaste aanwending van dezelve bij de uitoefening van kunsten, wetenschappen en handwerken maken. Niettegenstaande er dus verschillende soorten van toegepaste scheikunde bestaan, waarover onderscheidene werken zijn uitgegeven en waardoor een' ieder de weg is gebaand om gemakkelijk, door eigen onderzoek, zich meer en meer met zijn vak bekend te maken, zoo moeten wij het met leedwezen zeggen, dat niet allen, die scheikunde in hun vak noodig hebben, scheikundige kennis bezitten. Hoe vele fabrikanten toch zijn er niet, die, hoewel zeer goed bekend met het practische gedeelte huns werkkrings, van het theoretische weinig of niets weten; en die, wanneer het op scheikundige onderzoekingen of vraagstukken aankomt, bij anderen hunne toevlugt moeten nemen? Iedere poging dus, om deze onwetendheid te verminderen is loffelijk te noemen. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, van dat gebrek aan kennis bij zoo velen overtuigd, gaf hare Volks-scheikunde uit; en, door dit voorbeeld aangemoedigd, zagen wij in de laatste jaren eenige werken in het licht komen, waarin de scheikunde, dienstbaar gemaakt aan verschillende beroepen, duidelijk wordt voorgesteld. No. I bevat eene huishoudkundige scheikunde. Het eerste gedeelte des titels ware genoeg geweest, om aan te duiden, wat men hier te wachten hebbe. Die bijzonderheden, welke op den titel in het tweede gedeelte vermeld zijn, had men geschikter in den inhoud kunnen opnemen, en daardoor zoude eene ongepaste breedvoerigheid vermeden zijn. De scheikunde, waarvan hier sprake is, namelijk die der gewigtigste levensbehoeften, vond echter minder hare beoefenaren. Wel hadden in Duitschland eenige scheikundigen, in vroeger tijd, dit onderwerp opzettelijk behandeld, maar dewijl de scheikunde eene wetenschap is, die om de vijf of tien jaren kan gezegd worden eene bijkans geheele hervorming te ondergaan, zoo zijn hunne werken thans te oud en niet meer op de hoogte der wetenschap. De belangrijke ontdekkingen en proefnemingen, in de laatste jaren door berzelius, liebig, thenard, mulder | |
[pagina 450]
| |
en anderen gedaan, maakten de scheikunde voor hare beoefenaren wel moeijelijk en uitgebreid, maar gaven, in vele opzigten, gewigtige ophelderingen omtrent zaken, verschijnselen en waarnemingen, waarover en waarvoor men in vroegeren tijd geene verklaring geven kon; in één woord, de algemeene scheikunde staat thans op zoodanig eene hoogte, dat er met regt naar eene nieuwbewerkte huishoudkundige scheikunde werd omgezien. In zes Afdeelingen is het voor ons liggende werk verdeeld. De eerste Afdeeling handelt over lucht, water en aarde, waarvan de zamenstelling, eigenschappen en verontreinigingen naauwkeurig worden onderzocht. De tweede Afdeeling is gewijd aan de voedingsmiddelen, en handelt over het meel, het brood, de melk, kaas, boter, suikerachtige zelfstandigheden, gegiste vloeistoffen, zoo als wijn, brandewijn en azijn; verder over keukenzout, de tafelolie, ingemaakte vruchten, thee, koffij, chocolade en eetbare paddenstoelen. Deze Afdeeling is de uitgebreidste en wel de belangrijkste. Meest alle zijn het voorwerpen, die de mensch voor de instandhouding zijns levens noodig heeft; alle zijn het de zoodanigen, die door laakbare winzucht aan vervalsching en verontreiniging met, voor het leven en de gezondheid, zeer schadelijke stoffen onderhevig zijnGa naar voetnoot(*). De Schrijvers geven dan ook in deze Afdeeling de gepaste middelen op, om deze vervalschingen te ontdekken. In de derde Afdeeling wordt gesproken over de kookvaten. Hoezeer Rec. bij ondervinding weet, dat men, over het algemeen, in ons land, omtrent deze benoodigdheden de hoogste voorzigtigheid in acht neemt, ja zelfs met eene al te groote zorgvuldigheid, hij zou bijna angst zeggen, sommige bij gepast gebruik zeer geschikte vaten verwijdert, zoo gelooft hij echter niet, dat deze afdeeling geheel overtollig zijn zal. De vierde, vijfde en zesde bevat de reinigingsstoffen, zoo als zeep en vlekmiddelen, verlichtingsstoffen, zoo als de walschot, het was, de talk, stearine, traan, olie en derzelver soorten en vervalschingen. Voorwerpen van weelde, zoo als tabak, snuif, poeder en waschmeel; schoonheidswaters, pomades, blan- | |
[pagina 451]
| |
ketsels; terwijl het werkje besloten wordt met een algemeen overzigt der verwstoffen. Ziedaar eene korte opgave van den veelzijdig belangrijken inhoud. Alle proeven worden volgens de nieuwste scheikundige nomenclatuur opgegeven. De Schrijvers leggen uitgebreide kennis aan den dag van de leer der Reagentia of herkenningsmiddelen. De stijl is duidelijk en vloeijend. Met naauwkeurigheid worden de verschillende vervalschingen nagegaan; de wijze, opgegeven ter ontdekking derzelve, is voor den in het vak ingewijde duidelijk en niet te omslagtig; voor den ingewijde zeggen wij: want zij, die niets van scheikunde weten en dit boekje lezen, leggen het onbegrepen ter zijde; voor leeken in de wetenschap is het te geleerd, en beantwoordt dus, naar ons inzien, minder aan het derde gedeelte des titels: ‘tot eigen onderrigt voor een ieder.’ Wij vragen, om iets te noemen, hoe het mogelijk is, dat iemand, die geene scheikundige kennis bezit, zich een denkbeeld kan vormen van de op bl. 27-31 opgegevene ontdekking van het acidum arsenicosum, van het quanti- en qualitatief onderzoek van het graanmeel, bl. 52-61, van den overgang van suiker door salpeterzuur in suikerzuur, zuringzuur en koolstofzuur? Doch genoeg: voor Apothekers en voor hen, die met het onderzoek van vervalschingen zich onledig houden, is het uitnemend geschikt; en moge het dan ook voor oningewijden minder dienstig zijn, wij geven dit gaarne toe, daar deze ook wel nimmer, naar den aard der wetenschap, scheikundige proeven zullen kunnen nemen. Beter geschikt tot eigen onderrigt komt ons de Scheikunde ten algemeene nutte, van millard, mede boven door ons opgegeven, voor. De Schrijver meende door het uitgeven van dit werkje geene ondienst te doen, zoowel aan diegenen, die de scheikunde tot veraangenaming beoefenen, als voor die, welke dezelve voor hun dagelijksch beroep niet zoo noodig hebben, dat zij de wetenschap opzettelijk, gepaard aan geleerde onderzoekingen, behoeven te bestuderen, maar die er toch te eenemale niet mede onbekend moeten zijn. Voor Apothekers-leerlingen is dit werkje doeltreffend: deze toch worden door de kostbaarheid der werken van grooteren omvang afgeschrikt, daar dezelve bovendien ook voor den aankomeling minder bevattelijk zijn. In bijzonderheden over dit boekje te treden, moeten wij, om niet te uitgebreid te worden, achterlaten. De schei- | |
[pagina 452]
| |
kunde wordt er op eene aangename, bevattelijke en naauwkeurige wijze voorgesteld; de duidelijkheid wordt vermeerderd door een zestigtal figuren der meestgebruikelijke scheikundige toestellen. Lof komt den Schrijver toe, wien wij gaarne lust en krachten toewenschen, om ook de niet minder aangename, nuttige en belangrijke bewerktuigde scheikunde, op dezelfde wijze, onzen landgenooten mede te deelen; zoodoende worde de beoefening der scheikunde eene waarlijk rijke bron van genoegen, uitspanning en nut, en eene dier belangrijkste wetenschappen, die, meer en meer door ieder beoefend, de gelegenheid openstelt tot hoogeren bloei van kunsten en wetenschappen, en velen bekwamer zal maken in het beroep en bedrijf, waar hare kennis onmisbaar en tot volmaking van het vak, dat men uitoefent, zoo hoogst noodzakelijk is. |
|