Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845
(1845)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 420]
| |
Het had Rec., die den oorspronkelijken roman kende, reeds lang verwonderd, dat men, bij de vele werken van james, welke men in vertalingen aan ons publiek aanbood, ook dit verhaal niet in onze taal overbragt. James is een zeer vruchtbaar schrijver, maar voegt bij die vruchtbaarheid eene groote degelijkheid. Zijne romans zijn als in twee klassen verdeeld, waarvan de eerste en talrijkste geschiedkundige onderwerpen behandelt, de tweede het geschiedkundige niet of slechts zijdelings bezigt en zich vrij in het gebied der verdichting beweegt. Tot deze laatste soort behoort charles tyrrell, een verhaal, hetwelk wij noode onder de beste voortbrengselen van de pen des Engelschen Schrijvers rekenen. Het heeft hier en daar, wat ook morley ernstein, naar ons oordeel, ontsierde, eene gezwollenheid van stijl, die gekunsteld is en daardoor de bedoelde uitwerking mist, en die men, zonderling genoeg, in de geschiedkundige romans van james doorgaans minder aantreft. Tyrrell intusschen is er veel meer vrij van, dan ernstein. De Hollandsche Vertaler heeft, vrij smakeloos, bij den titel de woorden gevoegd: bijdrage tot de kennis van het menschelijke hart. Zeker wordt hier het menschelijke hart in deszelfs onderscheidene werking dikwijls treffend voorgesteld; de karakters zijn uitmuntend geteekend, maar op den titel van eenen roman luiden deze woorden vrij zonderling. Wij zouden intusschen met onbepaalde goedkeuring over dit boek spreken, ware de vertaling vloeijender, en de correctie zuiverder. Doch in dit opzigt is deze roman eene schande voor de pers, van waar hij is uitgegaan. Wij behooren niet tot dezulken, die angstig naar eene drukfout zoeken, zelve weten wij bij ondervinding te goed, hoe moeijelijk het is, zich voor dezelve te wachten; doch wanneer men zoodanig alle achting voor het publiek uit het oog verliest, dat het bijna zou kunnen schijnen, dat men hier en daar de onverbeterde proefbladen maar heeft afgedrukt, dan verdient zulk eene handelwijze tentoongesteld te worden. Het boek is schier onleesbaar door het talloos tal van druk- of liever taalfouten. Wij willen tot een staaltje het eerste deel maar eens opslaan, en teekenen van een paar bladzijden de fouten aan, waarbij wij nog met stilzwijgen het gebrek van behoorlijke interpunctie zullen voorbijgaan; bl. 70, reg. 1, de - teweeggebragtten indruk was, r. 5, besloot, alle uiterlijken schijn aan te nemen, r. 17, moeite deed dezelve | |
[pagina 421]
| |
[den naam] te herhalen; bl. 128, r. 5, over iedere hinderpaal, r. 8, zoo moet hij de weg overdenken, welke hij, r. 12, begeeren in eene veranderden toestand, r. 15, met eene zekere geest, door welke zijne uitdrukkelijke wensch. Voegt men daar nu bij, dat comma's en andere teekens hier in het honderd zijn rond geworpen, zoodat zeer dikwijls de zin onleesbaar wordt, en dat de vertaling stroef en slecht is, dan heeft men alle reden om zich te beklagen, dat een waarlijk fraai boek door Vertaler en Uitgever zoo jammerlijk is verknoeid. Geheel anders is het geval met eenen anderen roman van denzelfden Schrijver met den titel: | |
Arabella Stuart. Roman, der Engelsche Geschiedenis ontleend. Door G.P.R. James. Uit het Engelsch door G.H. Nagel. II Deelen. Te Amsterdam, bij M.H. Binger. 1844. In gr. 8vo. 701 bl. f 7-20.Gelijk alles, wat door binger wordt uitgegeven, doorgaans door een goed en keurig uiterlijke zich aanbeveelt, zoo is dit ook het geval met de beide hier aangkondigde boekdeelen, wier druk en letter en vertaling verre uitmunten boven die van charles tyrrell. De roman zelf beweegt zich geheel op geschiedkundigen bodem. De geschiedenis van de beminnelijke, maar ongelukkige arabella stuart leverde eene bij uitstek gelukkige stoffe op voor den bekwamen Schrijver; en schoon het den lezer bedroeft, dat hij weet, dat het einde rampspoedig moet zijn voor de heldin des verhaals, met groote belangstelling volgt hij toch den Schrijver op de verschillende tooneelen, waarop hij ons verplaatst. De karakters zoowel van de hoofdpersonen, als van de andere, hetzij geschiedkundige, hetzij verdichte personaadjes, zijn goed en fraai geteekend, en wij durven ruimschoots dit verhaal (een' eigenlijken roman kunnen wij het schier niet noemen bij de geheel historische waarheid van het hoofdonderwerp) aan alle beminnaars eener dergelijke lectuur aanbevelen. Wij durven den Uitgever voor zijne betoonde zorg aan de uitgave de gewenschte belooning voorspellen en een ruim debiet. |
|