van den Weener Hoogleeraar littrow, eenen der beroemdste sterrekundigen van onzen tijd: die Wunder des Himmels. Wij hebben deze overzetting alzoo in twee opzigten te beoordeelen, op zich zelve, en in betrekking tot het geheele werk.
Niemand, die het uitstekende werk van littrow kent, zal betwijfelen, of het de eer eener Nederduitsche vertaling verdiene. In geheel Europa is het met welverdiende toejuiching ontvangen, en heeft het den roem verworven van eene grondige, duidelijke, ten volle op de tegenwoordige hoogte der wetenschap staande behandeling van de sterrekunde, in zooverre die voor het beschaafde publiek, en alzoo voor uitgebreider kring, dan dien der opzettelijke beoefenaars van de astronomie, voorgesteld kan worden. De vertaling van dit werk van eenen der beroemdste beoefenaars van de schoonste aller menschelijke wetenschappen is alzoo eene ware verrijking onzer letterkunde, en verdient van deze zijde alle goedkeuring en aanmoediging.
Maar het eerste Deel van sommer's werk door die vertaling te vervangen, daarover meent Ref. minder gunstig te moeten oordeelen. Het is op zich zelf voor de bezitters der vroegere uitgave van eenig werk reeds onaangenaam, wanneer het bij eene volgende eigenlijk een geheel ander werk wordt, en men ontgaat daarmede moeijelijk den schijn van speculatie op de beurs der koopers. Niet, dat wij zouden begeeren, in eenen tweeden druk nooit meer dan eenvoudigen herdruk te vinden; integendeel, men doet wel, het is zelfs pligtmatig, de veranderingen en wijzigingen niet voorbij te zien, die door latere ontdekkingen zijn noodig geworden. Maar dit is iets anders, dan eene hoofdafdeeling des werks in een geheel ander geschrift van eenen anderen Schrijver te doen bestaan. Daardoor wordt men bijna gedwongen, zich bij de eerste uitgave ook de tweede aan te schaffen, vooral, wanneer, zoo als nu, die uitgave in eenen geheel anderen uiterlijken vorm wordt gegeven. Wij zien ook niet, waarom het noodig of nuttig ware, littrow's werk in plaats van dat van sommer te geven. Het laatste is, in verband tot het geheel, allezins voldoende, en kon gemakkelijk, ten gevolge van eenige weinige latere ontdekkingen, bijzonder ten opzigte van de planeten en kometen, hier en daar zijn verbeterd en bijgewerkt. Ook staat het, en in uitvoerigheid, en in bewerking, en in onderstelde kennis bij den