Redevoering over de volharding in het goede, door C. de Visser, Predikant te Tholen. Te Tholen, bij C.A.E. van Ree. 1844. In gr. 8vo. 47 bl. f :-50.
Deze Redevoering werd uitgesproken bij de viering van het tienjarig bestaan van het Departement Tholen der Maatschappij: tot nut van 't Algemeen, en op verzoek der leden gedrukt. De Redenaar schetst eerst, na de bepaling, wat hij door volharding in het goede verstaat, haren aard, als gelegen in liefde tot het goede, in kracht, om zich bij het zoeken van het goede boven valsche schaamte te verheffen, en in moed, om daarbij aan allen tegenstand het hoofd te bieden; daarna wordt aangetoond, dat zonder die volharding niets, wat goed en edel is, kan worden daargesteld - beter ware gezegd: behouden, want tot de eerste daarstelling is doorgaans weinig volhardingskracht noodig; - en dat, met die volharding, kleine beginselen tot groote uitkomsten leiden. Dit een en ander wordt met toepassing op de Maatschappij en de gelegenheid van den dag behandeld. Eene opzettelijke aanwijzing van het onderscheid tusschen wijze volharding en onberaden doorzetting, die ook in het goede kan plaats hebben, of liever het goede ten voorwerp kan hebben - nagenoeg het Paulinische ‘ijveren zonder verstand’ - ware hier niet misplaatst geweest. Overigens bevelen wij deze welgeschrevene Redevoering gaarne aan. Hare lezing kan niet alleen in betrekking tot de Nuts-Maatschappij, maar ook in het algemeen, nuttig zijn voor velen, die de eersten zijn, om met warmen ijver eene goede zaak op te zetten, maar wie het aan opvolging ontbreekt der Apostolische les: Vertraagt niet in goed te doen. 2 Thess. III:13.