Jephta en zijne Dochter, gevolgd door een viertal gewijde Tafereelen, geschetst door A.G. Bruinses. Te Groningen, bij A.L. Scholtens. 1844. In gr. 8vo. 304 bl. f 2-80.
Er was geene reden, om een dezer tafereelen bijzonder op den titel te noemen. Het is wel het eerst geplaatste, maar overigens noch het uitvoerigste, noch ook het beste. De overige zijn: Simson, David en Jonathan, Abigaël en Tobias en zijn zoon. Het laatste is alzoo uit de zoogenoemde apokryfe Bijbelboeken ontleend, en heeft daardoor eene minder algemeene bekendheid van de geschiedenis voor zich, hetgeen haar voor deze soort van inkleeding althans niet minder geschikt maakt. Wij hebben deze tafereelen met genoegen gelezen. Het hinderde ons niet, Bijbelsche gebeurtenissen alzoo verhaald te zien. Want wij deelen het gevoelen niet van hen, die zouden meenen, dat dit der heiligheid van den Bijbel te na getreden ware. En het kleed, waarin de Schrijver de door hem in verhaal gebragte voorvallen heeft gestoken, is noch onpassend, noch onbevallig. Dit zou het geworden zijn, wanneer de Schrijver of deze Oostersche geschiedenissen al te veel in den hedendaagschen trant hadde ingekleed, of zich gewaagd aan eene omwerking in den Oosterschen toon, met bijvoeging van verdichte personen en voorvallen. Voor beide heeft hij zich gewacht. Er ligt over de verhalen als zoodanig een waas van eenvondigheid, waardoor aan de gebeurtenissen zelve wordt regt gedaan; men gevoelt bij de lezing, dat het den Schrijver niet te doen geweest is om effect te maken, en noch hetgeen hij verhaalt, noch de personen, die hij doet optreden, worden in een tegen de historische waarheid strijdig daglicht geplaatst. Het wonderbare, of om het beter te zeggen hetgeen boven het gewone bereik van menschelijke zaken en gebeurtenissen gaat, wordt noch ligtzinnig verdraaid, noch overdreven. En vond de Schrijver de hoofdzaken in de vier eerste verhalen overschoon door van der palm in den Bijbel voor de Jeugd
verhaald, men zal hem niet onvoldaan in nadere uitbreidingen en bijvoegingen volgen.