De ‘smaakvolle, diep gevoelende, Evangelisch gestemde’ Schrijver laat ons de grondtoonen hooren van de heilige muzijk des Ouden Verbonds. Die toonen zijn zeer liefelijk en welluidend. God - de mensch - de Messias - zietdaar het thema. In deze grondtoonen hooren wij de dichters en Profeten des Ouden Verbonds over deze hoogst gewigtige onderwerpen spreken, en wie geen vreemdeling in hunne schriften is, zal aan umbreit den lof niet onthouden, dat hij het beste heeft bijeenverzameld, wat in het O.V. over God, den mensch, den Messias gevonden wordt. Vloeijende stijl en heldere voorstelling lokken den lezer uit, om voort te gaan; het gegevene spoort aan tot verder onderzoek.
De vertaling is bijzonder wel gelukt. De Vertaler vraagt verschooning, indien iemand hier en daar op eenige stroefheid van zin of op een Germanisme mogt stuiton; doch wij gelooven niet, dat men hem veel zal behoeven te vergeven. Wij herinneren ons niet, eene plaats gevonden te hebben, waar de vertaling ons aan het oorspronkelijke deed denken. En dit is niet van geringe beteekenis bij een' schrijver, wiens stijl en schrijfwijze eene getrouwe overzetting dikwijls bezwaarlijk maakt, terwijl de taal, waarin hij schrijft, een' Hollandschen vertaler zoo gemakkelijk kan verleiden, om het eigenaardige zijner moedertaal te verloochenen. Op bl. 30 ware pantheïst, in plaats van door algodendienaar, beter vertaald door algodheiddienaar.
Het door den Vertaler beoogde doel worde bereikt, en de ingenomenheid met en de belangstelling in de schriften des O.V. meer en meer verlevendigd!