re- en aardrijks- en zeevaartkunde, in vestingbouw en waterbouwkunde, met ontegenzeggelijke bewijzen en op eene waardige wijs heeft gestaafd en daardoor bewezen heeft, dat ons vaderland eene klassieke kweekplaats zoo der wetenschappen als der kunsten mag genoemd worden, even zoo blijkt uit het voor ons liggende Deel de roem der Nederlanders in het beoefenen der natuurlijke wijsbegeerte en der wetenschappen, die daartoe betrekking hebben.
En waarlijk, die roem is niet ver te zoeken; of steunt zij op zwakke gronden? ‘Wij hebben toch,’ zegt de Schrijver in zijn voorberigt, ‘in natuur- en scheikunde, in alle vakken der natuurlijke historie en geneeskunde en wat daarmede verwant is, onder onze landgenooten van vroegeren en lateren tijd de zoodanigen in aanzienlijken getale aangetroffen, die op verschillende wijze uitgemunt of het hunne bijgedragen hebben tot vermeerdering van nutte kundigheden en ter uitbreiding van het gebied der wetenschappen.’
Den geleerden Schrijver in al de door hem vermelde zaken en bijzonderheden na te gaan, zal wel niemand van ons vergen, en tot het maken van uittreksels is het werk te eenemale ongeschikt. Wij treden dus in geene bijzonderheden, te meer, daar wij geene aanmerkingen van belang te maken hebben. De bedenking, vroeger wel eens geopperd, of één Schrijver in staat zou zijn over alle vakken van wetenschap te handelen? wordt ook door dit Deel ontzenuwd, vooral daar men den arbeid van den Heer d'escury minder moet beschouwen als eene analytische opgave van waarnemingen en onderzoekingen in de verschillende wetenschappen, voor de studie derzelve van hoog aanbelang, of als eene critische beschouwing van de voortbrengselen der kunst, voor hare beoefenaars zoo noodzakelijk, dan wel als een algemeen overzigt der hoogte, waarop kunsten en wetenschappen, door de beoefening en aankweeking van zoo vele groote mannen, als ons vaderland heeft opgeleverd, onder ons beschouwd mogen worden te staan. Men houde onder het oog: alles is eene algemeene voorstelling van den roem, door Nederland, op het gebied van kunsten en wetenschappen, door alle eeuwen heen, waardiglijk ingeoogst. En al ware het, dat de Schrijver hier het hoofddoel, dat hij zich bij het schrijven van dit werk heeft voorgesteld, uit het oog had verloren, en, in plaats van diegenen onder onze landgenooten, die in de onderscheidene takken van kennis en wetenschap, welke