Bedenkingen omtrent de voorloopig door de Algemeene Synode der Nederlandsch Hervormde Kerk aangenomene Artikelen over de betrekking van de Hoogleeraren in de Godgeleerdheid tot de Kerk. Te Haarlem, bij de Erven F. Bohn. 1845. In gr. 8vo. 80 bl. f :-75.
Wie, die eenigzins doordrongen is van eerbied voor echt Protestantsche gewetensvrijheid, zag niet met droefheid en verontwaardiging het besluit der laatstgehoudene Synode aangaande de betrekking der Hoogleeraren tot de kerk? Wat niemand verwacht zou hebben, is gebeurd. De Synode heeft haar beginsel vergeten, dat zij geroepen is, niet om leerstellige geschillen te beslissen, maar om de kerk te besturen. Zij heeft den weg gebaand, om de vrijheid van wetenschap en onderwijs aan de treurigste banden te leggen. Zij heeft eene beklagenswaardige geneigdheid getoond tot concessie aan eene partij, die door het zevental c.s. vertegenwoordigd wordt. En met zorg zien alle vrienden van waarheid en licht den naderenden zomer te gemoet, waarin, zoo God het niet verhoedt, de voorloopige Artikelen zouden kunnen aangenomen worden.
De ongenoemde Schrijver der voor ons liggende Bedenkingen heeft teregt gemeend, dat het pligt was, om ter handhaving van het bedreigde levensbeginsel der Protestantsche kerken op te treden. Hij heeft de bekende zes Artikelen aan grondigen toets onderworpen, en het wederregtelijke, gevaarlijke en partijdige van hunnen inhoud in het licht gesteld. Zijne billijke verontwaardiging heeft hem bijna nimmer den toon van wijze gematigdheid doen vergeten. En met grondige kennis van kerkelijk regt heeft hij getoond, eene vurige liefde voor vrije wetenschap te vereenigen.
Het stukje is zoo geheel als uit ons hart geschreven, dat wij geene aanmerkingen kunnen maken, maar slechts dank aan den Opsteller kunnen ontboezemen. Het worde gelezen en behartigd! Ach, mogten zich meer dergelijke stemmen verheffen, en gehoor vinden, eer het te laat is!