geslaagde poging, om den echten geest van het Protestantismus meer algemeen te doen kennen, en wenschen, dat zij de gehoopte uitwerking moge hebben, ter uitbreiding van den geest van eenheid, verdraagzaamheid, verlichting en aansluiting onder allen, die tegen dien van het Pausdom protesteren; dat zij zich onderling niet verder verdeelen, om over Dogmatic en Letter te twisten, maar de harten broederlijk vereenigen, om een monster te bestrijden, dat het zaad der tweedragt en van het Separatismus verder uitstrooit; om eindelijk, ware het mogelijk, eene gemakkelijke prooi aan de twistende en verdeelde tegenstanders te verkrijgen. Heeft de alarmklok niet reeds lang geklept, is het gevaar niet reeds dreigend genoeg? Komt, de handen ineengeslagen, om den vijand moedig tegen te trekken; de zege zal niet twijfelachtig zijn! Onze tijd levert het treffend schouwspel op van de worsteling des lichts en der duisternis. Zoude het eerste eindelijk door zijne stralen de laatste niet verdrijven?
De kundige Vertaler heeft veel toegebragt, om, door eene vrije bewerking, dit geschrift voor het Nederlandsch publiek geschikter te maken. Hij heeft alle zuiver geleerde aanhalingen vermeden, zoo wel als de meeste vermelding van bronnen, die voor den gewonen lezer toch ontoegankelijk zijn. Ook heeft hij achterwege gelaten wat Duitschland uitsluitend en in het bijzonder aangaat. Vele § § heeft hij vermeerderd en belangrijk gewijzigd, om dezelve op ons land meer toepasselijk te maken, onder anderen § § 12, 18, 20, 21, 22, 24, 27, 29, 33, 37, 38; terwijl hij § 15, handelende over de beschuldiging van Caesareopapaat, als hier te lande bijna overbodig, en § 34, als bijzonder voor Duitschland alleen van belang, geheel heeft overgeslagen. Wij kunnen, als hebbende het oorspronkelijke geschrift niet te onzer beschikking, over de doelmatigheid dier wijzigingen en uitlatingen niet oordeelen; dit alleen kunnen wij zeggen, dat hetgeen hier over ons vaderland voorkomt kort, duidelijk en onpartijdig voorgesteld is, waardoor dit werk meer dan eene bloote vertaling, en bijna een oorspronkelijk geschrift is geworden.
Wij kunnen dit werk van bretschneiner, wiens voortbrengsels zoo gaarne door ons beschaafd en godsdienstig verlicht publiek gelezen worden, aan allen, die belang stellen in echte geschiedkundige en godsdienstige kennis, niet dan ruimschoots aanbevelen; ten einde zij des te beter ingelicht