Te Zaltbommel, bij J. Noman en Zoon. 1844. In gr. 8vo. 101 bl. f 1-20.
Het, in No. 16 des vorigen jaars, bl. 726-731 aangekondigde, Antwoord aan de Redactie van het Tijdschrift, Waarheid en Liefde enz. door h.e. vinke, Hoogleeraar te Utrecht, heeft den Heer stuffken tot schrijven opgewekt, en het werkje, dat wij bij dezen aankondigen, is de vrucht van die opwekking. Zoo brengt het eene woord het andere voort. ‘Gelijk de Heer vinke, (zegt stuffken) zich verpligt rekende om, in weerwil van zijnen afkeer van twisten en twistschriften, te bewijzen, wat hij omtrent mij beweerd had, alzoo gevoelde ik mij gedrongen om aan te toonen, dat hij niet bewezen heeft, wat hij bewijzen wilde; ofschoon ik liever gewenscht had den tijd, daartoe gevorderd, aan iets anders te kunnen besteden, dan aan de verdediging van hetgeen reeds voor bijna vier jaren in het licht verschenen was.’ En stuffken heeft onzes inziens wél gedaan met, in navolging van den Hoogleeraar, ook zijne bedenkingen openbaar te maken; want daar zij geheel wetenschappelijk zijn en met de meeste bescheidenheid en waardigheid worden voorgedragen, zoo heeft hij der waarheid voordeel gedaan zonder der liefde nadeel toe te brengen, en tevens een twistschrift geleverd, hetwelk niet minder dan dat des Hoogleeraars van blijvende waarde voor de wetenschap kan worden gerekend. Hij volgt den Hoogleeraar op den voet, eerst. blz. 12-49 antwoordende op de vraag: welk gezag hebben de Apostolische vaders aan de Apostelen als Leeraars toegekend? daarna bl. 49 verv. op de vraag: welk gezag hebben de Apostolische vaders aan de Schriften der Apostelen toegekend? op beide punten pogende te doen zien, dat de Heer vinke niet bewezen heeft wat hij wilde bewijzen.
Ref. zal het niet wagen, tusschen deze beide waarlijk geleerde en bekwame pleiters uitspraak te doen; maar erkent dat hij van beiden heeft geleerd; en, ofschoon meer overhellende naar de zijde van stuffken dan naar die