Openingsrede tot het Feest, gevierd te Groningen den 19-23 Junij 1844 ter herinnering van den Akademischen leeftijd over de jaren 1820-1830, door Mr. J.A. van Roijen, Advokaat te Zwolle. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1844. In gr. 8vo. 31 bl. f :-30.
Hoe meer de oud-Studentenfeesten gevierd worden, des te moeijelijker wordt het, er Redenaar op te zijn. En wat zou toch zulk een feest zijn zonder redevoering? Zonder redevoering en maaltijd kan toch wel geene vereeniging, veel minder eene feestvierende vereeniging, en allerminst een herinneringsfeest bestaan. Voor den maaltijd kan men gemakkelijk een' kok vinden; ook blijft, of die goed of schraal was, min of meer inter parietes, maar de toebereider van het voedsel des geestes laat zich zoo maar niet improviseren, en.... het stuk moet ook in druk verschijnen. Het zou eene groote onbeleefdheid zijn, dat de deelgenooten daarop bij den Redenaar niet aandrongen. Redevoering? Nu ja, die naam klinkt wel wat deftig, en eene deftige, logisch als eene bus sluitende, geregeld-vervelende of vervelend-geregelde verhandeling zou bij zulk eene gelegenheid tamelijk misplaatst zijn. De Heer van roijen heeft dat ook begrepen, en zijne taak, zeker ten regtmatige genoegen en tot welverdiende toejuiching zijner hoorders, juist zoo verrigt, als het zijn moest, dat is, om het met een studentenwoord te zeggen, ferm studentikoos.