Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845
(1845)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAfscheids- en Bevestigingsrede van J. Pol. Te Hoorn, bij P.J. Persijn. 1844. In gr. 8vo. 39 bl. f :-50.Met deze kerkelijke rede legde de Eerw. pol zijne dertigjarige dienst als Predikant bij de Doopsgezinde gemeente te Hoorn neder. Zij heeft tot tekst 1 Thess. IV:1, 2, en strekt bijna geheel tot het eerste der op den titel genoemde einden, want alleen de aanspraken hebben op de bevestiging van des Leeraars opvolger betrekking. Het | |
[pagina 102]
| |
spreekt van zelf, dat, bij gelegenheden als deze, de kerkelijke Redenaar niet geheel nalaten kan, van zich zelven te spreken, doch het schijnt ons toe, dat dit hier wel wat overdreven wordt; en dit, met mindere warmte, doch die een gevolg van des Opstellers jaren mag zijn, is de voornaamste aanmerking, die wij op deze Redevoering te maken hebben. | |
Feestrede op het tweede Eeuwgetijde van het leggen van den eersten steen van het Kerkgebouw van de Hervormde Gemeente te Joure, Westermeer en Snikzwaag; naar aanleiding van Esra III:11b; gehouden door J.J. Wassenaar, Predikant bij die Gemeente, op den 18 Maart 1844. Te Joure, bij J.H.D. Munnik. In gr. 8vo. 28 bl. f :-50.Gelijk de Leerredenen, bij soortgelijke gelegenheden gehouden, doorgaans bijna uitsluitend belangrijk zijn voor de gemeente, waar zij werden uitgesproken, zelve, zoo is zulks inzonderheid van deze Feestrede het geval, om de invlechting der bijzonderheden, die tot de geschiedenis van de gemeente Joure c.a. en op den bouw van hare kerk betrekking hebben. Het zou dan ook minder voegzaam zijn, zulke stukken als Leerredenen te beoordeelen, schoon wij wel mogen zeggen, dat het hier gegevene tot eer strekt van het verstand en den ijver van deszelfs Opsteller. Koorgezangen, uitgevoerd door een zanggezelschap, wisselen de feestrede af, en eene lijst van de Predikanten, die aldaar gediend hebben, besluit het stukje. | |
Inwijdingsrede, gehouden in de nieuw gebouwde Kerk te Cheribon, op Zondag, den 27 Nov. 1842; voorafgegaan door een kort overzigt van de Geschiedenis der Christelijke Gemeente aldaar, door W.R. van Hoëvell. Theol. Doct. en Predikant te Batavia. Te Batavia, ter Landsdrukkerij 1843. (Te bekomen, bij W.E.J. Tjeenk Willink, te Zwolle.) In gr. 8vo. 40 bl. f :-60. | |
[pagina 103]
| |
Niemand, wien de zaak van het Christendom in onze O.I. bezittingen ter harte gaat, zal dit boekske zonder belangstelling in de hand nemen. Men zal er uit zien, dat prijsstelling op het bezit van een eigen kerkgebouw de Christenen te Cheribon, ofschoon nog geenen afzonderlijken Leeraar bezittende, heeft bewogen, om eene aanzienlijke som bijeen te brengen tot de stichting van het, in steendruk tegenover den titel afgebeelde kerkje; dat daartoe de Hoofdpriester en de overige Mahomedaansche geestelijken eene groote hoeveelheid metselsteenen, en de Regent van Cheribon, die mede deze Godsdienst belijdt, eene aanzienlijke geldsom hebben bijgedragen (eene Maleitsche aanspraak aan dit opperhoofd staat tusschen de andere toespraken in), en dat dit gebouw niet alleen voor de Protestanten, maar ook voor de Roomsch-Catholijken bestemd is, gelijk dan ook, na de inwijdingsrede, de Pastoor van Batavia er de mis heeft gevierd, welke plegtigheid door de Hervormde gemeente werd bijgewoond, gelijk de Roomschen de inwijdingsrede van den Hervormden Predikant gedaan hadden. Wij treffen hier dus meer dan één bewijs aan van die godsdienstige verdraagzaamheid, welke de Christenen, belijders van het Evangelie der liefde, wel het eerst en het meest behoorde te kenmerken, en waardoor dat Evangelie ook wel het nadrukkelijkst aangeprezen wordt. Wij danken den Eerw. van hoëvell zeer voor het hier medegedeelde; de op welwillende vergunning ter Landsdrukkerij gedane uitgave moest tevens dienen tot aanvulling van f 1500, die men nog te kort kwam, en dat ruime inteekening dit doel deed bereiken, strekt den Christelijken geest in Oost-Indië, gelijk dit denkbeeld den Redenaar, grootelijks tot eer. In de onderscheidene genoemde opzigten is dit stukje een opmerkelijk en gunstig teeken des tijds; het mag ook in ons vaderland wel opgemerkt en behartigd worden. Bij zulk eene gelegenheid is ook uitgesproken: | |
De bestemming van een Christelijk Bedehuis. Leerrede over 1 Kon. VIII:29b, bij de inwijding van het nieuwe | |
[pagina 104]
| |
Kerkgebouw der Hervormden te Vierlingsbeek; door C.W. Pape, President van het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Braband, en Predikant te Heusden. Te 's Hertogenbosch, bij P.R.D. Muller. In gr. 8vo. 35 bl. f :-40.De Hoog Eerw. Spreker, uitgenoodigd om de inwijdingsplegtigheid der kerk te Vierlingsbeek te besturen, ontwikkelt daartoe de bestemming onzer Christelijke bedehuizen, als opvoedingsgestichten in zuivere godsdienstkennis, als oefenscholen in ware godzaligheid, en als bewaarplaatsen van het heiligste en dierbaarste, dat wij op aarde bezitten. Het geheel is zeer doelmatig; de aanspraken zijn gepast en hartelijk. Bij de moeijelijkheid in het kiezen van geschikte Psalmverzen, en het onverschoonlijke gebrek aan stof bij openbare kerkelijke plegtigheden in den Evangelischen gezangenbundel, ontvangen wij gaarne opgave van het gebruikte, hetwelk wij hier misten. Ter bevordering van het oogmerk der uitgave, die geschied is ten voordeele van het kerkefonds der Hervormden te Vierlingsbeek, prijzen wij deze Leerrede aan. Van treuriger inhoud, dan feestredenen, is: | |
Gedachtenisrede op F.H. Heerspink, in leven Predikant te Gieten, gestorven den 2 Mei 1843, uitgesproken den 14 Mei in de kerk te Gieten, door J.B.F. Heerspink, Predikant te Gasselte. Te Groningen, bij P. van Zweeden. 1843. In gr. 8vo. 27 bl. f :-30.Eene eenvoudige en hartelijke hulde aan eenen ontslapen broeder, die en den ontslapene, en den Spreker vereert en door den laatste tevens aan de vertroosting, stichting, vermaning der Christelijke gemeente wordt dienstbaar gemaakt. Het zou onvoegzaam zijn, zoo iets anders dan aan te kondigen. Na deze Leerredenen bij kerkelijke gelegenheden laten wij volgen eene, die wel naar aanleiding van een bepaald | |
[pagina 105]
| |
onderwerp in het kerkelijke jaar, echter niet bij eene bepaalde gelegenheid gehouden is: | |
Waarom is de gekruiste Christus zoo belangrijk voor zijne Gemeente? Eene Inleiding tot de Lijdensstoffen; door J.J. Swiers, Predikant te Havelte. Te Groningen, bij M. Smit. 1844. In gr. 8vo. 10 bl. f :-15.Deze, 1 Cor. II:2 tot tekst hebbende Leerrede, ter inleiding tot de jaarlijksche behandeling der geschiedenis van 's Heilands laatste lijden en sterven, geeft een overzigt van hetgeen de Leeraar voornemens was, daaromtrent destijds afzonderlijk te ontwikkelen. Zij moest dus dienen tot een leiddraad en herinnering voor de toehoorders, en werd uitgegeven in de hoop van ook bij anderen de regte kennis der waarde van het lijden onzes gezegenden Verlossers te bevorderen. Sommigen zullen wel meenen, dat, door het voorbijgaan van hetgeen men het plaatsbekleedende van jezus lijden en dood noemt, aan de Bijbelleer geen genoegzaam regt wordt gedaan; men zij toch eerlijk genoeg, om op te merken, dat de Groninger school in diepen eerbied voor den Heer, ook in zijne diepe vernedering, en in het toekennen van de hoogste waarde daaraan, echter volstrekt niet achterstaat. Wij besluiten onze aankondiging met: | |
Het geloof in Jezus, het ware middel tot volksbehoud. Eene Leerrede over Luk. XIX:41-44, gehouden te Groningen, den 28 Jan. 1844, door C.H. van Herwerden, Chz., Theol. Doct. en Predikant. Een woord, om ons ook de geldelijke opofferingen voor het Vaderland Christelijk te doen brengen. Te Groningen, bij W. van Boekeren. 1844. In gr. 8vo. 26 bl. f :-30.Hoewel de eigenlijke aanleiding tot het houden en uitgeven van deze Leerrede van eenen voorbijgaanden aard zij, is zij nogtans eener blijvende herinnering overwaardig, | |
[pagina 106]
| |
zoowel ter proeve, hoe men het Evangelie ook in deszelfs invloed op het burgerlijke en maatschappelijke leven te beschouwen hebbe, als om het nut, dat de lezing van deze opwekking in dit opzigt stichten kan; waarom wij deze Leerrede ernstig aanprijzen, als meer dan een zoogenoemd stuk van den dag. |
|