ter de Augsburgsche Confessie, de Nederlandsche geloofsbelijdenis en de Heidelbergsche Cathechismus. Bij het opgeven der Roomsche leer heeft hij zich op den Trentschen en Franschen Cathechismus beroepen. Intusschen hoopt hij met dit werkje, niet slechts aan Protestanten, maar ook aan Catholieken, eene wezentlijke dienst te hebben gedaan.
De nuttigheid van eene zoodanige vergelijkende voorstelling, ook voor aankomende Christenen, ontkennen wij geenszins. Het ware te wenschen, dat in beide hoofdafdeelingen der Christenheid meer werd begrepen, waarom en waartoe de strijd wordt gevoerd. Zoo kunnen wij het doel, dat de Eerw. Schrijver zich voorstelde, volkomen billijken. Alles hangt hier slechts af van de wijze, waarop de volvoering is bewerkstelligd.
In vier Hoofdstukken is dit werkje verdeeld. I. De Kerk. II. Het heil, hetwelk in de Kerk kan gevonden worden. III. De genademiddelen der Kerk. (Sacramenten.) IV. De Godsdienst der Kerk. (Eerdienst.) In ieder van deze wordt in twee kolommen de leer van beide partijen tegenover elkander gesteld.
De eerste vraag is, of echter deze opgave geeft wat zij belooft, van de Protestantsche en Roomsch-Catholieke Kerk de leer tegenover elkander gesteld. En dan moeten wij ons reeds terstond verwonderen, dat de Schrijver geene heldere bewustheid schijnt te hebben gehad van den omvang en de grenzen zijner taak. Of behooren tot de Protestanten ook geene Remonstranten, Doopsgezinden, Lutherschen, Socinianen, Kwakers en anderen? Behooren tot de Roomsch-Catholieken ook de Jansenisten, ook de aanhangers der Gallicaansche Kerk niet? Zoo ver schijnt echter de Schrijver zijn plan niet te hebben uitgestrekt. Althans, wat de Protestantsche Kerk betreft, zal het wel ongerijmd wezen, uit de weinige door hem genoemde leer- en belijdenisschriften, de leer van alle de verschillende Protestantsche kerkgenootschappen te willen afleiden. Bij onzen Schrijver is het Protestantisme slechts ééne partij, die tegenover de ééne Catholieke kerk staat. Hier en daar moge hij van het inwendig verschil in ieder der kerkgenootschappen melding maken, b.v. bl. 95: bij