voor; om te beproeven, of hunne onderscheidene en uiteenloopende denkbeelden niet zouden kunnen vereenigd of geconciliëerd worden; en ik houde het voor onmogelijk, dat er iets goeds voor den dag kon komen. Het wordt broddelwerk, gebrekkiger, dan één der vier ontwerpen, welk derzelven men dan ook zoude gekozen hebben. - Inschikkelijkheid en plooijen bederven dan wel het meeste, wat in elks arbeid, op zich zelven en als geheel beschouwd, goed zijn zoude. - Hieraan zijn veelal toe te schrijven die vele gebrekkige Staatsregelingen, wetboeken, finantieéle stelsels en verordeningen, waaronder en Vorst en Volken in Europa lijdende zijn.’
‘Dat dan altoos het geheel het werk zij van één' man; maar dat dit werk vervolgens aan de beoordeeling, wikking en weging van andere deskundigen, hetzij bijzondere personen of collegiën, worde onderworpen en dus goed of afgekeurd, of met des opstellers instemming (mits door overtuiging en niet uit consideratie voor personen) veranderd en verbeterd: - is, naar mijn inzien de éénige weg om tot het bestmogelijke te geraken.’
De ondervinding heeft, ook met opzigt tot het tegenwoordige stelsel van In- en Uitgaande Regten en Accijnsen, met het daartoe bijbehoorend Tarief, het zegel op 's mans woorden gedrukt.
Welk een ijverig voorstander hij van welbegrepene handelsvrijheid was, en hoe hij zelfs den bloei van landbouw en wel ingerigt wordende fabrijken daarvan onafscheidelijk rekende, zal men door geheel dit werk gestaafd vinden. Onderscheidene artikelen in het Handelsblad hebben de inzigten van den Oud-Minister gogel op dat punt reeds uiteengezet. Wij vleijen ons dus, dat de wensch van 's mans zoon, in de Voorrede geuit, zal vervuld worden, en het vooroordeel zal ophouden, als ware zijne grootste verdienste gelegen geweest in het uitdenken en opleggen van veel opbrengende belastingen.
Gaarne zeggen wij hem na, bl. 257, op Zegel en Registratie: ‘De gebreken en de nadeelige strekking van deze regten zijn te veel bekend, dan dat het noodig zijn zal die met voorbeelden in te lichten. - Ook in Frankrijk is men het ten dezen opzigte vrij wel ééns; en, daar het oogmerk der inkomst van penningen in 's Rijks Schatkist, al is het dan niet tot de tegenwoordige hoogte, volkomen bereikt