Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845
(1845)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
De Kinderziekten, volgens de nieuwste en belangrijkste ervaringen van Hoogduitsche, Fransche en Engelsche Geneesheeren, stelselmatig bewerkt door Dr. H. Bressler. Uit het Hoogduitsch vertaald door H.W. Everts, Stads Geneesheer te Arnhem. Iste Deel. Te Arnhem, bij G van Eldik Thieme. 1844. In gr. 8vo. 295 bl. f 3-:Onder de schrijvers, die, hoezeer minder door hunne oorspronkelijkheid uitmuntende, zich echter kenmerken door eene groote belezenheid en juiste keuze hunner bronnen, bekleedt Dr. bressler eenen eersten rang. Het zamenstellen van compilaties in zoodanigen geest, als waarin hij dezelve bewerkt, kan zijne nuttigheid hebben, om hen, die niet in de gelegenheid zijn, de oorspronkelijke werken te raadplegen, met den geest en de strekking van deze bekend te maken en welligt ook velen op te wekken, om tot die bronnen zelve op te klimmen. Wij hebben aan de vruchtbare pen van Dr. bressler menig lijvig boekdeel te danken, en Rec. legt gaarne de verklaring af, dat hij in des Schrijvers beide werken: Die Krankheiten des Kopfes und der Sinnesorgane. Berlin 1839-1840. III Bde, en Die Krankheiten des Unterleibes, Berlin 1841-1842. III Bde, verscheidene hoofdstukken met veel belangstelling heeft gelezen. Men mag dus van eenen zoodanigen compilator, op het gebied der kinderziekten, iets verwachten, hetwelk in zijne soort goed verdient genoemd te worden, en Rec. aarzelt dan ook geenszins te verzekeren, dat hij in het boven aangekondigd werk verscheidene zeer goed bewerkte hoofdstukken heeft aangetroffen. Desniettemin kan hij toch niet zoo onbepaald zijne goedkeuring hechten aan de wijze, waarop Dr. bressler de kinderziekten hien behandeld heeft. Indien het in het algemeen waar is, dat men bij het behandelen van onderwerpen uit de praktische geneeskunde ongaarne de individualiteit van den Schrijver geheel op den achtergrond ziet treden, zoo geldt zulks met name van de ziekten der kinderen. Het kinderlijk orga- | |
[pagina 63]
| |
nisme biedt zoo vele eigendommelijkheden, de herkenning en behandeling der kinderziekten zoo vele moeijelijkheden aan, dat hier minder dan elders de studie aan den lessenaar voldoende mag geacht worden, dat hier meer dan elders eigene rijke en rijpe ervaring vereischt wordt, om eene heldere voorstelling der verschillende ziektetoestanden te geven. Daarenboven loopen de beschouwingen van vele schrijvers over dit onderwerp zoozeer uiteen, dat er wel een heldere praktische blik, vereenigd met eenen echt physiologischen zin gevorderd wordt, om tusschen zooveel uiteenloopends den middenweg te vinden. Is een compilator hiertoe de geschikte man en voldoet met name Dr. bressler aan deze vereischten? Wij vreezen, op beide vragen ontkennend te moeten antwoorden. Zonder voorrede, zonder eenige inleiding, waardoor de lezer nader het oogpunt zoude kunnen leeren kennen, waaruit de Schrijver het kinderlijk organisme in den gezonden en ziekelijken toestand beschouwt, zonder eenige de minste voorafgaande algemeene pathologische en therapeutische beschouwingen, worden wij dadelijk op het terrein der bijzondere pathologie gebragt, en wel van eene zuivere locaal-pathologie, zonder dat er eenige gronden, hoegenaamd, zijn aangevoerd voor eene dusdanige klassificering. De zwarigheden eener zoodanige klassificering hebben zoowel fränkel, als ook rilliet en barthez en anderen gevoeld. De eerste heeft dus in zijn (volgens evanson en maunsell) bewerkt Handbuch für die Erkenntniss und Heilung der Kinderkrankheiten, Berlin 1838, eenen zekeren middenweg gevolgd, en achter die hoofdstukken, welke over plaatselijke ziekten handelen, een over acute exanthemata en een over zoogenaamde ‘Constitutionelle Krankheiten’ laten volgen; de beide anderen gaan nog verder en schromen niet, te verklaren, dat bij kinderziekten het wezen derzelve van veel meer belang is, dan de zitplaats (rilliet und barthez, klinische und praktische Behandlung der Kinder Krh. Uebers. von krupp. Leipzig 1ste Bnd. 1843, p. 4 sqq.) en slaan bij hunne verdeeling daarop dan ook meer acht, dan op de laatstgenoemde. En hoewel er tegen | |
[pagina 64]
| |
hunne wijze van verdeeling (in ontstekingen, waterzuchten, bloedingen, gangreen, neurosen, koortsen, tuberculosis, ingewandswormen) gewigtige bedenkingen zijn te maken, vooral deze, dat dikwijls zeer ongelijke ziekten nevens elkander geplaatst zijn, eene zwarigheid, waarop ook de Rec. in forbes British and foreign medical Review, April 1844, opmerkzaam maakt, zoo heeft zij toch dit boven eene zuivere locaalpathologie vooruit, dat men de beschrijving der speciële ziektevormen meer aansluit aan en grondvest op algemeene pathologische en therapeutische beschouwingen. Welligt zoude ook hier het stelsel van toepassing kunnen zijn, hetwelk canstatt bij de bewerking van zijn Handbuch der Klinik gevolgd heeft. Hoe het zij, Dr. bressler had, bij het verschil van denkbeelden in dit opzigt, in allen gevalle de wijze van verdeeling, welke hij heeft aangenomen, moeten motiveren. In dit eerste Deel ontvangen wij: I. onder het algemeen hoofd: Ziekten van het hersen-ruggemergstelsel (bl. 1-94) de volgende hoofdstukken: Bloedophoopingen naar het hoofd en apoplexia, apoplexia venosa, arachnoiditis infantum, inflammatio medullae spinalis, hydrocephalus chronicus internus, hydrorrhachis, encephalocele congenita, zenuwtoevallen der kinderen. II. Ziekten van de algemeene hoofdbekleedselen (bl. 94-115): Caput succedaneum, cephalaematoma, hydrocephalus externus. III. Ziekten der zintuigen (bl. 115-126): Ophthalmia neonatorum [waarom ontbreekt hier de ophthalmia scrofulosa? Rec.], otitis infantum. IV. Ziekten der mondholte (bl. 126-195): Stomatitis erythematosa, s. exsudativa, s. folliculosa, diphtheritis, stomacace, noma oris, ancyloglossum, paraglosse, labium leporinum et palatum fissum, dysodontiasis, dentitio puerilis. V. Ziekten der neusholte (bl. 195-197): Coryza neonatorum. VI. Ziekten der ademhalingswerktuigen (bl. 197-286): Angina membranacea, laryngitis erythematosa, bronchitis, pleuritis en pneumonia, bloedophoopingen naar de longen en apoplexia pulmonum, asthma Millari, a. thymicum, tussis convulsiva, axphyxia neonatorum, atelectasis pulmonum. VII. | |
[pagina 65]
| |
Ziekten van het bloedsomloopstelsel (bl. 286-295): Carditis en pericarditis, cyanosis. - Uit deze inhoudsopgave blijkt, hoevele onderwerpen door den Schrijver behandeld zijn, waarbij hij doorgaans niet oppervlakkig is te werk gegaan en waarbij hij van de beste auteurs gebruik heeft gemaakt. Ons beviel dat gedeelte, waarin de ziekten der mondholte beschreven worden, over het algemeen het best; minder die, welke de ziekten van het hersenruggemergstelsel en van de ademhalingswerktuigen tot onderwerp hebben. Zoo bijv. trof het onze opmerking, dat bij het hoofdstuk over hydrocephalus acutus (arachnoiditis infantum) over het algemeen te weinig kritiek is in acht genomen en in het geheel geen gebruik is gemaakt van de latere physiologische ontdekkingen, zoo als bijv. van die van magendie omtrent het hersenruggemergsvocht; de Schrijver schijnt er zoo weinig aan te twijfelen, dat het uitgestorte vocht het gevolg van inflammatie is, dat hij niet eens het gevoelen van hen vermeldt, die het tegendeel beweren, en met name van de uitmuntende monographie van Dr. cohen (Die hitzige Gehirnwassersucht, Hanover 1841) volstrekt geene melding maakt; men vindt geen streven, om tot het wezen der ziekte door te dringen, er is iets onbepaalds in de geheele wijze van voorstelling: op bl. 21 bijv. wordt tuberculosis cerebri eene complicatie der ziekte genoemd, en op bl. 25 sq. wordt de diagnose tusschen tubercula cerebri en hydrocephalus acutus uitvoerig opgegeven, zoodat men hieruit zoude meenen te moeten afleiden, dat de Schrijver beide als geheel afzonderlijke ziektetoestanden beschouwt: desniettemin vinden wij geen afzonderlijk hoofdstuk aan de eerstgenoemde ziekte toegewijd. Wij verwonderden ons te meer over een en ander, daar het ons uit eene opzettelijke vergelijking van het vermelde hoofdstuk met dat over hetzelfde onderwerp in des Schrijvers werk: Die Krankheiten des Kopfes und der Sinnesorgane, Th. 1, p. 39-82, gebleken is, dat hij zich zelven niet heeft gecopiëerd, maar dit onderwerp gedeeltelijk op nieuw heeft bewerkt - doch zonder nieuwere bronnen geraadpleegd te hebben. Dezelfde aanmerking hadden wij | |
[pagina 66]
| |
op het hoofdstuk over croup: er is zelfs geene poging aangewend, om tot de pathogenie dezer ziekte door te dringen, en bij de therapie vindt men eigenlijk weinig meer, dan eene opsomming van de door verschillende artsen voorgeslagene middelen, zonder eene wezentlijke kritiek dier vaak zoo uiteenloopende methodes. De hoofdstukken over bronchitis en pneumonie droegen, onzes inziens, mede de duidelijke sporen van hunnen oorsprong uit de studeerkamer; althans kwamen er onder de opgesomde kenteekenen van deze ziekten voor, welke eerder bij volwassenen, dan bij kinderen worden waargenomen. Zoo bijv. bl. 226: ‘De fluimlozing is bij de bronchitis van den 2den of 3den dag, somwijlen bij den aanvang reeds, rijkelijk; bij pneumonia is dezelve meer rondgevormd, omschreven, dik, etterachtig, roestkleurig en geheel met bloed doormengdGa naar voetnoot(*); - pijn wordt ter naauwernood bij bronchitis gevoeld, of bestaat slechts in een gevoel van verwonding, hitte en borstbeklemming, voornamelijk achter het borstbeen, welke bij eene diepe inademing niet vermeerdert; bij pneumonia is deze duidelijker, voornamelijk op enkele plaatsen van de borst; in den regel meer in de zijden en vermeerdert bij eene diepe inademing en langzame uitademing.’ Dit alles moet waargenomen worden bij kinderen ‘in de beide eerste levensjaren’ (bl. 228); welken arts evenwel, die kinderen behandeld heeft, is het niet bekend, hoe weinig licht de sputa bij een kind over den aard der kwaal verspreiden, daar het dezelve doorgaans doorslikt, en hoe moeijelijk de zoogenoemde subjectieve teekenen bij hetzelve zijn te bepalen? - Boven ieder hoofdstuk zijn de schrijvers opgegeven, welke Dr. bressler hoofdzakelijk heeft gevolgd; het is niet altoos gemakkelijk na te gaan, in hoeverre zulks steeds werkelijk | |
[pagina 67]
| |
het geval is geweest; meestal gelooven wij, dat de Schrijver hierin getrouwelijk is te werk gegaan; eene enkele maal evenwel meenden wij er aan te moeten twijfelen. Zoo vinden wij aan het hoofd van het hoofdstuk over de zenuwtoevallen der kinderen den naam van brachet. Rec. betwijfelt het echter, of Dr. bressler inderdaad wel de uitmuntende monographie van brachet (Traité pratique des Convulsions dans l'Enfance, Paris 1837) bij de hand heeft gehad, althans kon hij er in dit oppervlakkig bewerkte hoofdstuk de sporen niet van ontdekken. In weerwil van al deze aanmerkingen, welke Rec. niet konde terughouden, getuigt ook dit werk van Dr. bressler van veelzijdige studie en mag uit dien hoofde aan hen, die weten willen, wat verschillende schrijvers over verschillende ziekten gezegd hebben, met volle ruimte worden aanbevolen: zij daarentegen, die een doordringen tot de pathogenie derzelve of een nieuw licht over vele duistere punten in de leer der kinderziekten verlangen, zullen het boek minder voldaan ter zijde leggen. De vertaling is zeer goed geslaagd; op enkele onnaauwkeurigheden evenwel stuitten wij, bijv.: meerdere (mehrere) voor verscheidene, worgen (würgen) voor koren of i.d.g., (bl. 183) dagbladen (Journale) voor tijdschriften, (bl. 207) onderslijmvliesachtig (submucöse) weefsel, (bl. 243) weldra teekent zich de hoest door eenen opvallend schorren en heeschen toon, weldra kenmerkt hem eene ongewone veelvuldigheid, snelheid en hevigheid der enkele krampachtige uitademingen, weldra enz.; waar het Duitsche bald - bald - bald klaarblijkelijk niet door weldra, maar door nu eens, dan eens moet overgezet worden; e.d.m. Maar deze onnaauwkeurigheden verminderen slechts in geringe mate de waarde der overigens goed geslaagde vertaling. Druk en papier zijn goed, de eerste daarenboven compres, 't geen men zelden van onze Hollandsche boeken zeggen kan. |
|