Een woord aan de kern der Hervormde Gemeente in Nederland, door J. van der Linden v, S., Predikant te Kantens. Te Groningen, bij W. van Boekeren. In gr. 8vo. 58 bl. f :-45.
Vragen eens Christens aan zijne Medechristenen in Nederland. Naar aanleiding der Koninklijke toespraak van den 2 April 1844. Te Deventer, bij G. Brouwer. 1844. In gr. 8vo. 20 bl. f :-25.
Gedachten van C.F.G. Stöckhardt, over Christelijk leven, Godgeleerdheid, Predik- en Herdersambt en Vriendschap. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1844. In gr. 8vo. 28 bl. f :-25.
1. De Eerw. van der linden, een man, die, bij eenige aan zijne jaren toe te geven zonderlingheden, eenen warmen ijver aan den dag legt voor de Evangelische vrijheid, en eenen hevigen afkeer van menschelijk gezag in het bepalen der Christelijke waarheid, beantwoordt in dit stukje drie vragen: Wat bezitten wij thans op het kerkelijke gebied? Wat staan wij in de toekomst te verliezen, bij voortgaande (?) laauwheid en onverschilligheid? En wat moeten wij doen, om in dezen staat der dingen te behouden, wat wij hebben? Er komen hier verscheidene opmerkingen en wenken voor, die alle behartiging verdienen, en voor velen kan misschien zulk eene aanwijzing, waarschuwing en opwekking doelmatig zijn. De toon is echter wel wat geanimeerd, om niet te zeggen, hier en daar bitter, en dit zal mogelijk bij sommigen het goede doel tegenwerken, hoewel wij aan den anderen kant erkennen, dat velen dergenen, voor wie het hier geschrevene bestemd is, wel wat scherp aangesproken moeten worden.
2. In dit stukje komen vele welgemeende denkbeelden voor; inzonderheid trokken onze aandacht eenige wenken